IRA-verdachten afwezig bij proces
Majoor Carlos Matias van het Colombiaanse leger was maandag de eerste getuige die een verklaring zou afleggen in het proces tegen drie vermoedelijke IRA-leden die in Colombia rebellen zouden hebben getraind.
De drie mannen werden in augustus 2001 opgepakt op het vliegveld van Bogotá. Zij hadden toen een bezoek gebracht aan een bolwerk van het grootste Colombiaanse rebellenleger, FARC. Volgens het openbaar ministerie hebben zij rebellen onderwezen over explosieven en terroristentechnieken. De mannen, die op valse paspoorten reisden, ontkennen en zeggen dat zij waarnemers waren bij de vredesonderhandelingen waaraan toenmalig president Andres Pastrana en de FARC deelnamen.
Een van de verdachten, Niall Conolly, was de vertegenwoordiger in Latijns-Amerika van Sinn Fein, de politieke tak van het Ierse Republikeinse Leger (IRA). Een andere, James Monaghan, is een IRA-veteraan die in 1971 is veroordeeld wegens explosievenbezit en het beramen van aanslagen. De derde verdachte is Martin McCauley. Hij raakte in 1982 gewond bij een politieoverval op een wapenopslagplaats van de IRA en is veroordeeld wegens verboden wapenbezit.
De advocaten van de verdachten stellen dat de aanklager weinig bewijzen tegen de drie Ieren kan aanvoeren. Het gaat om sporen van explosieven die op de kleding van de verdachten zijn aangetroffen en om verslagen van vier ooggetuigen, onder wie twee overgelopen marxistische rebellen die waarschijnlijk dinsdag worden gehoord.
Het verhoor van de eerste getuige, een officier van de inlichtingendienst van het leger, leverde maandag nauwelijks informatie op. De militair zei niet te weten of de Ieren de rebellen ooit hadden ontmoet en kende het trio alleen van televisiebeelden. „Maar als ze enige tijd in de gedemilitariseerde zone van de FARC zijn geweest, dan hebben ze daar ook iets gedaan. Ik weet niet wat, maar het moet iets zijn geweest”, zo luidde zijn zwakke verklaring.
De rechter heeft de Colombiaanse pers verboden verslag te doen van de getuigenverklaringen.