„Vernieuwing begint bij belijden schuld”
De gereformeerde kerk in Hongarije wordt na de val van het communisme geconfronteerd met haar eigen verleden. Daarnaast plaats het seculiere westerse denken de kerk voor nieuwe vragen. In zijn proefschrift ”Kerk zonder vlek of rimpel” analyseert Szilveszter Füsti-Molnár, docent aan de universiteit van Sárospatak in Hongarije, de factoren die bepalend zijn voor de kerk in zijn vaderland.
Donderdag promoveerde Füsti-Molnár aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op een systematisch theologische studie waarin hij de problemen in de Vroege Kerk met de donatisten vergelijkt met de spanningen in de recente geschiedenis van de Hongaars Gereformeerde Kerk. De donatisten scheidden zich in de vierde eeuw -de tijd van Augustinus- af van de katholieke kerk. De belangrijkste kwestie was toen het wezen van de kerk. Hoe verhoudt de heiligheid van de kerk zich tot de eenheid of katholiciteit? Waar is de ware kerk?Dezelfde vragen spelen in de recente geschiedenis van de Hongaars Gereformeerde Kerk. De worsteling met de erfenis uit de communistische tijd staat onder de spanning tussen de eenheid en de heiligheid van de kerk. De promovendus is van mening dat de kernvragen van het donatisme in de leer van de kerk steeds terugkomen. De donatistische factoren, zoals hij ze noemt, zijn in ieder geval bepalend voor de geschiedenis en de ontwikkeling van de kerk in Hongarije onder het communisme en in de periode daarna.
In de vervolging van christenen in de Vroege Kerk was de keuze: confrontatie of compromis, lijden of aanpassen. De donatisten wezen vanwege de heiligheid van de kerk elk compromis af, maar braken wel de eenheid van de kerk. De kerk in Hongarije koos onder het communisme voor het compromis, maar zo raakte wel de heiligheid van de kerk in het geding.
Deze spanning heeft alles te maken met de visie op de rol van de kerk in de samenleving. Moet zij die samenleving proberen te beïnvloeden of moet zij zich terugtrekken? De eerste optie leidt vaak tot aanpassing aan de wereld, terwijl de tweede het gevaar van separatisme en schijnheiligheid in zich heeft.
Na 1980 werden de Hongaars-gereformeerden geconfronteerd met de collaboratie van de kerkleiding met het communisme. De promovendus sprak in krasse termen over de ketterse status van de officiële kerk in de periode na de Tweede Wereldoorlog. „Achteraf is het moeilijk om met deze donkere periode om te gaan, maar de kerk heeft de kwestie tot haar eigen schade genegeerd en geweigerd de recente geschiedenis echt onder ogen te zien.”
De ballast uit het verleden maakt het moeilijk om de nieuwe problemen en uitdagingen waar de westerse secularisatie de kerk voor plaatst, het hoofd te bieden. „De vernieuwing van de kerk moet beginnen met een schuldbelijdenis en een geloofsbelijdenis”, aldus de promovendus, die begeleid werd door prof. dr. A. van de Beek en dr. E. A. J. G van der Borght van de VU.
Prof. dr. F. Szücs, een copromotor uit Boedapest, memoreerde in zijn persoonlijke toespraak de samenwerking met Amsterdam in het kader van het International Reformed Theological Institute (IRTI). Deze promotie is een concrete vrucht van die samenwerking. In het kader van een speciaal project van het IRTI voor promovendi uit Midden- en Oost-Europa was dr. H. van den Belt betrokken bij de studie.