Centraal punt voor scholen gewenst
Het onderwijs heeft behoefte aan een centraal punt waar scholen werkkaarten, lijsten met verantwoorde cd-roms en video’s kunnen aanschaffen, denkt Dick Both
. Binnen het reformatorisch onderwijsveld zou eens kritisch gekeken moeten worden naar de extra taken die op iedere school worden verricht. De overheid investeert flink in de informatie- en communicatietechnologie (ict). Met dit geld kunnen de scholen hard- en software en een vorm van internet bekostigen. Ict implementeren binnen het methodisch onderwijs is echter een belangrijke stap verder.
In het kader van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid worden op veel scholen een prent-o-theek, een cd-theek en/of een speel-o-theek opgestart. En steeds meer reformatorische scholen zien de video als een geschikt educatief middel dat ondersteunend ingezet kan worden. Onder condities komt de apparatuur de school binnen. De rij video’s groeit gestaag en er wordt dankbaar gebruik van gemaakt. Feit is wel dat een enorme hoeveelheid tijd opgaat aan screening.
Degenen die vanaf de zijlijn het reformatorisch onderwijs volgen, zullen hun oren niet geloven als ze horen dat bijna iedere reformatorische school -voor eigen gebruik- met deze en andere activiteiten bezig is. Dat moet toch efficiënter kunnen! Laat de school zich weer richten op haar hoofdtaak: het geven van kwalitatief uitstekend onderwijs en een goede leerlingbegeleiding. Er zijn zo veel zaken waaraan de docent graag meer tijd wil besteden. Te denken valt aan een schoolbrede bezinning op onderwijskundige vernieuwing en integraal personeelsbeleid, het creëren van een uitdagende leeromgeving voor de goede en de minder goede leerlingen, een forse opwaardering van creativiteitsbevorderende activiteiten en een extra investering in oudercontacten. Het op schoolniveau doordenken van deze zaken -bottum-up- is vele malen efficiënter dan een pakketje materialen binnenkrijgen en top-down bij het team droppen.
Het is niet de bedoeling ict, VVE, videogebruik en dergelijke zaken te onderwaarderen. Ter ondersteuning van het onderwijs kunnen zij wel degelijk een belangrijke rol spelen. Maar moet iedere school nu echt zelf op al die terreinen het wiel uitvinden? Of is het probleem dat men elkaars principes niet vertrouwt? Het RDNet heeft bij de screening van zijn sites toch ook breed gedragen criteria kunnen aanleggen?
Het onderwijsveld heeft behoefte aan een centraal punt waar de scholen de werkkaarten, lijsten met verantwoorde cd-roms en video’s en al die andere dingen die binnen scholen worden geproduceerd, kunnen aanschaffen. Een toepasselijke naam voor een dergelijke -vraaggestuurde- instantie zou Dienstverlening Gereformeerd Schoolonderwijs kunnen zijn. Voor alle duidelijkheid: een dergelijke dienstverlenende instantie moet er nog komen.
De 21e eeuw zal een eeuw worden waarin de aanvallen op het christelijk onderwijs zullen toenemen. De reformatorische school heeft alleen bestaansrecht als zij meer tijd steekt in het gestalte geven aan het christelijke element gedurende de hele schooldag. Daarnaast moet een reformatorische school een kwalitatief goede school zijn. Door zich te richten op haar primaire taak, zal de school meer mogelijkheden hebben om te investeren in het geven van kwalitatief goed onderwijs en het vergroten van de vakbekwaamheid van haar docenten.
Momenteel -zo blijkt uit een rapport van de Onderwijsraad getiteld ”Toerusten = Uitrusten”- is deskundigheidsbevordering sluitstuk waar het de prioriteiten betreft. Begrijpelijk, maar niet juist. Daarom een pleidooi: laat de leraar doen waar hij goed in is! Onderwijzen en opvoeden is zijn specialisme.
Leraren en docenten kunnen het zich niet permitteren zo veel kostbare tijd te besteden aan zaken die op zichzelf wel belangrijk zijn, maar niet zo belangrijk dat ze van de primaire taak afleiden.
De auteur werkt in het onderwijs en is bestuurslid van de Gereformeerde Onderwijzers- en Lerarenvereniging (GOLV). Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.