‘Zelfbenoemde sheriff’ Opstelten zwaait af
Giuliani aan de Maas. Burgemeester Dicker Dack, naar de regenteske bestuurder uit de boeken van Marten Toonder. En ’zelfbenoemde sheriff’. Het zijn drie omschrijvingen waarmee lokale politici Ivo Opstelten kenmerkten tijdens zijn tienjarige ambtstermijn als burgervader van Rotterdam.
Op 1 januari neemt Opstelten afscheid van de Maasstad, die de VVD’er ondanks, of misschien juist dóór zijn harde aanpak van bijvoorbeeld de onveiligheid in het hart heeft gesloten.Eén beeld staat op het netvlies van vriend en vijand gegrift: de manier waarop hij in de dagen na 6 mei 2002 de stad leidde in het collectieve gevoel van rouw na de dood van Pim Fortuyn. Na de moord op het boegbeeld van Leefbaar Rotterdam, op dat moment de grootste partij van de stad, ontpopte hij zich tot grote roerganger, die zijn stad door de storm heen leidde. Hij gooide het stadhuis dag en nacht open voor treurende stadsgenoten en liep voorop in de stille tocht ter nagedachtenis aan de flamboyante politicus.
Maar Opstelten wist óók met harde hand in te grijpen wanneer hij dat nodig achtte. Hij gaf geregeld in ongehoord felle bewoordingen af op Feyenoordhooligans die rellen veroorzaakten. De doorgaans tactvolle liberaal sprak in forse benamingen over de vandalen en profileerde zichzelf als burgervader waar niet mee te sollen viel.
Hij luisterde in 2002 naar de historische verkiezingsuitslag waar Leefbaar Rotterdam vanuit het niets de grootste partij werd. Opstelten gaf de bestrijding van de criminaliteit de hoogste prioriteit. Overlast van verslaafden, prostituees, illegalen en baldadige hangjongeren werd niet meer getolereerd. De privacywetgeving mocht daar in zijn ogen best wat voor worden opgerekt: in Rotterdam werden cameratoezicht en preventief fouilleren gemeengoed. Niet alleen op het gebied van veiligheid, maar ook op milieugebied ontpopte de havenstad zich onder Opstelten als pionier.
Zijn doortastende beleid bleef uiteraard niet zonder kritiek. In de wandelgangen van het stadhuis spraken sommigen spottend over „de vierde Leefbaarwethouder” omdat hij het veiligheidsbeleid van die raadspartij vrijwel integraal overnam. Hij botste met de Nationale Ombudsman toen hij in april 2006 besloot preventief 800 voetbalfans te laten oppakken voor de voetbalwedstrijd Feyenoord-Ajax. Het rapport van de ombudsman stelde resoluut dat Rotterdam „de grenzen van het toelaatbare fors had overschreden.” Desondanks weigerde Opstelten consequent zijn excuses aan te bieden voor zijn beslissing.
„Ik ben geen visionair”, analyseerde de 64-jarige burgervader zichzelf onlangs in Het Financieele Dagblad. „Ik ben geen missionaris. Ik ben wél doelgericht. Beleidsplannen ontwikkelen is niet moeilijk, dat kan iedereen. Ervoor zorgen dat je die doelen haalt, dat is lastig.” Hij vindt zeker dat de stad er beter aan toe is dan toen hij tien jaar geleden aantrad. „Rotterdam is een ijzersterk merk geworden. De stad is veiliger en swingender. En de haven draait als nooit tevoren.” De Vereniging van Nederlandse Gemeenten riep hem eerder dit jaar uit tot beste burgemeester van het land.
Hoewel Opstelten eind januari de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, is hij niet van plan achter de geraniums te verdwijnen. Als voorzitter van de VVD wil de raspoliticus bij de komende verkiezingen zijn partij uit het dal trekken. Zijn kernmerkende optimisme voert ook in deze functie de boventoon. „Natuurlijk is 35 zetels ambitieus”, bekende hij in dagblad Trouw. „Maar je moet vertrouwen uitstralen. Dat we laag in de peilingen staan, motiveert mij juist. Het is een prachtig vertrekpunt om de partij van de grond af op te bouwen.”