Lukas 19:41Hoe komt het, zult u vragen, dat onze tranen zo snel zijn opgedroogd? Zou het zijn omdat de mensen zo boos en hardnekkig niet zijn in onze eeuw vergeleken met de tijd van Christus? Of komt het daarvan, dat wij nu zo gevoelig niet zijn over de zonden van anderen, als in de oude tijd de profeten en de heilige mannen Gods waren?

Wanneer de zonden in een land of stad de overhand genomen hebben, wordt God daardoor getergd. Zou het dan niet een vervloekte boosheid zijn indien wij ons zouden verheugen als wij onze naasten zien wentelen in de zonden, als een zwijn in het slijk?

Wij moeten u vermanen het voorbeeld te volgen van wat Christus over Jeruzalem deed. Doe dit over onze stad, ja, over ons vaderland. Geen minder oorzaak hebben wij hiertoe, wie weet of de gruwelijke boosheid van onze tijd de boosheden van Jeruzalem niet overtreft. Jeruzalem is wel vergaan, maar haar zonden zijn in ons en anderen overgebleven. Er is een vloed van zonden over Jeruzalem gekomen en zou er dan geen tranenvloed uit onze ogen moeten komen? Jesaja nam de zonden van zijn volk zo ter harte dat hij mager werd. Dat was meer dan tranen storten. Hij zei: „Ik word mager, ik word mager, wee mij…”

Johannes Visscherus,
(”De wenende Christus”, 1665)

predikant te Amsterdam