Dat zei staatssecretaris De Vries (Defensie) woensdag.De staatssecretaris noemde dat belangrijk, omdat de lokale bevolking op die manier ook ziet dat er geen gat valt als de Europese missie in maart ten einde loopt. Nederland levert momenteel 61 mariniers aan de Europese missie, die de vluchtelingenkampen en hulpverleners in het grensgebied met de Sudanese provincie Darfur beschermt. De Nederlandse bijdrage eindigt in maart.

De gouverneur ter plaatse zou graag zien dat de Nederlanders langer bleven, maar dat zit er volgens De Vries niet in. „Wij hebben de mariniers nodig in Afghanistan”, zei hij in een kort interview met het ANP. Maar Nederland blijft wel met ontwikkelingshulp actief in het gebied, aldus De Vries.

Of de Ieren ook in maart weggaan, is nog niet zeker. Het Ierse parlement moet daar nog over beslissen, zei De Vries. Wat de Polen doen, die meer in het noorden langs de grens met Sudan zitten, weet hij niet. De Fransen zullen in elk geval een rol blijven spelen in Tsjaad.

Volgens De Vries blijkt uit internationale analyses dat de rebellen zich achter de grens van Sudan hebben teruggetrokken, „mede door onze aanwezigheid.” „De lokale bevolking en de vluchtelingenkampen zijn blij met onze aanwezigheid”, zei de staatssecretaris. Maar hij zei ook dat er een politieke oplossing nodig is om ervoor te zorgen dat vluchtelingen uit Darfur terug kunnen naar Sudan.

Tijdens zijn reis, die woensdag ten einde liep, bezocht De Vries voor het eerst een vluchtelingenkamp. Het was een „indringende” ervaring, zei hij, die hem weer deed beseffen hoe bevoorrecht het leven in Nederland is.