NIOD-directeur blijft bij kritiek op Van Kemenade
NIOD-directeur dr. J. C. H. Blom blijft bij zijn kritiek op het rapport van ex-commissaris der Koningin Van Kemenade over de doofpot op het ministerie van Defensie.
Als Van Kemenade een aantal aanwijzingen voor onwil bij de landmachttop tijdens zijn onderzoek verder zou hebben nagetrokken, zou hij volgens Blom wellicht tot andere conclusies zijn gekomen. De directeur van het instituut voor oorlogsdocumentatie zei dat woensdagochtend tijdens zijn verhoor door de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica.
Blom zegt wel begrip te hebben voor de haast waarmee Van Kemenade zijn rapportage wilde afronden. De bedoeling van het rapport was volgens hem antwoord te geven op de vraag of er schoon schip op het ministerie van Defensie moest worden gemaakt.
Van Kemenade concludeerde destijds dat er bij de landmachttop geen sprake was van onwil bij het achterhouden van informatie aan de minister, het NIOD-rapport ging op dat punt een stuk verder. De NIOD-directeur sprak vanochtend over „gebrek aan goede wil op grote schaal.” Het zou hem verbazen als „deze hoog opgeleide mensen” zich niet bewust zouden zijn geweest van wat ze deden.
Met een kritische ondertoon wees hij erop dat de door de commissie ondervraagde figuren uit de landmachttop een „collectieve vorm van onvermogen” aan de dag legden om hun taak naar hun behoren uit te voeren. Hem was ook opgevallen dat sommige ondervraagden „in de stress waren geschoten” vanwege de eigen gekwetstheid.