Operazanger, chazan, rabbijn
Jarenlang zong hij als operazanger onder de bekendste dirigenten. Hij verwisselde de concertzaal echter voor de synagoge, om daar als voorzanger zijn talenten ten dienste te stellen van de Joodse gemeenschap. En Davíd Naïn wil nog een stap verder: rabbijn worden.
Al na vijf minuten is duidelijk dat Davíd Naïn (1952) naast de muziek nóg een liefde heeft: de Thorastudie. Uren per dag brengt hij door met de boeken van Mozes en de joodse wetgeving. Om zich onder begeleiding van andere rabbijnen voor te bereiden op het rabbinale examen, in Jeruzalem. Dat zal een zware dag worden, zegt hij. „Ik hoor van situaties dat kandidaat-rabbijnen zes uur lang aan de tand gevoeld worden door het Beth Din, de raad van opperrabbijnen.”De interesse van de Jood -hij noemt zich een conservatieve liberaal- strekt zich echter ook uit tot het Nieuwe Testament. Samen met een kenner van het nieuwtestamentisch Grieks vertaalt hij hele stukken van de evangeliën en de brieven van Paulus. Daarbij ontdekt hij naar eigen zeggen allerlei dingen die christenen niet weten. Zo zou het concept van de drie-eenheid helemaal niet terug te vinden zijn in de handschriften van het Nieuwe Testament.
Met Jezus heeft Davíd Naïn geen moeite. „Hij is voor mij een zeer groot rabbijn en rechtvaardige, Die ons leert hoe we rechtvaardigen moeten worden, en Die de wereldvrede heeft aangekondigd. Of Hij de beloofde Messias is, zoals christenen zeggen? Hij zou ”ha tzadiek”, de Rechtvaardige kunnen zijn, waar het Oude Testament over spreekt.”
Er wordt vaak aan hem gevraagd of hij messiaans-Joods is, omdat hij het Nieuwe Testament bestudeert. Zijn antwoord: „Ik ben een Jood die gelooft in het geloof van Jezus.”
Het zogenaamde Messiasbelijdende jodendom is voor hem geen optie. „Of je bent jood, of je bent christen, maar een messiaanse Jood bestaat niet. Het zijn christenen met een keppeltje en een joods gebedskleed, maar het zijn geen Joden.”
Priesterlijk
Niet alleen studeert Davíd Naïn -„Ik gebruik altijd alleen mijn voornamen, ook als artiestennaam”- veelvuldig in de Thora, hij is ook zo’n drie uur per dag bezig om zijn stem op peil te houden. Want de inwoner van Almere mag dan nog geen rabbijn zijn, in de synagoge vervult hij een grote functie: die van chazan, voorzanger.
„En dat is echt een heel zware taak”, zegt hij. „Ik zeg wel eens gekscherend tegen de rabbijn: „Jij bent niet nodig, ik wel.” En feitelijk is dat ook zo. Een synagogedienst kan wel plaatsvinden zonder rabbijn, maar niet zonder chazan.”
De voorzanger heeft in de synagoge een priesterlijke taak, legt Davíd Naïn uit. „Terwijl de rabbijn alleen maar een overdenking houdt, zingt de chazan de gebeden voor en leidt hij het gezang van de gemeente. Eigenlijk staat hij tussen de gemeente en God. Zijn lessenaar staat in de synagoge dan ook symbolisch tussen de bima (de verhoging waar de Thorarol gelezen wordt) en de kast waarin de Thorarollen liggen opgeborgen. Door de gebeden en het zingen maakt hij de mensen los van de aarde en brengt ze als het ware bij God. Én hij brengt met zijn gezang God tot de gemeente. Hij is de afgezant van de gemeente.”
Dat de chazan de leidende factor in de synagoge is, hebben de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog goed gezien, zegt Davíd Naïn. „De chazonim waren de eersten die vermoord werden. Er zijn er in die jaren heel veel omgekomen.”
Eigenlijk moet een voorzanger opgeleid worden aan een officiële chazanoetopleiding. In het buitenland zijn die er wel, grote opleidingscentra, zoals in Amerika of in Tel Aviv, waar de beroemde Naftali Herstik en Chaim Adler lesgeven. Een chazan heeft in andere landen ook vaak een bijna fulltimebaan, omdat er dagelijks diensten zijn.
In Nederland ligt het lastig, aldus Davíd Naïn. „Er is hier geen chazanoetopleiding, en er zijn ook te weinig echte voorzangers. Dan krijg je de situatie dat iemand met een goede stem de taken van de chazan in de synagoge waarneemt.”
Intussen maakt Davíd Naïn het zichzelf niet makkelijk. Hij richt zich voor de muziek die hij gebruikt op de grote chazonim van voor de oorlog. „Neem Yossele Rosenblatt, die in 1933 overleed. Hij was een geweldige chazan. Maar zijn muziek wordt bijna niet meer gezongen. Technisch te moeilijk. Ik kan dat met mijn opera-achtergrond wel; maar daar ben ik dan ook jaren mee bezig.”
Om aan te geven hoe Rosenblatt klinkt, zingt Davíd Naïn een stukje van diens achttiengebed voor. Hij brult het uit met een zangerige stem. Het galmt door de flat. Z’n ogen glimmen. Zweet parelt op z’n voorhoofd. „Kun je je voorstellen dat het heel zwaar is? Op de avond voor Jom Kipoer klinkt in de synagoge altijd het grote zogenaamde Kol Nidrégebed. Dat neemt twintig minuten in beslag. Gelukkig staan er dan mannen met een doek klaar, want het water loopt in straaltjes over je gezicht.”
Theresienstadt
Aanvankelijk was Davíd Naïn helemaal niet bezig met zijn Jood-zijn. Hij groeide in Muiden op in een Joods gezin. Zijn ouders maakten de oorlog mee, waarbij zijn vader kamp Theresienstadt overleefde. Vanwege die ervaringen kon zijn vader niet meer in God geloven. „We hielden ons wel aan bepaalde Joodse gebruiken, maar we waren niet religieus, gingen ook niet naar de synagoge. In feite kreeg ik een seculiere opvoeding.”
Davíd Naïn ging studeren aan het Amsterdamse conservatorium en belandde in de muziekwereld. „Tot m’n 47e was ik operazanger. Ik heb als tenor gezongen in 165 opera’s, ik zong in musicals en ik voerde oratoria uit. Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Yehudi Menuhin: met al die grote dirigenten heb ik samengewerkt.”
In 1986 overleed zijn vader. „Hij leed aan leukemie als gevolg van proeven in het kamp.” Een paar dagen voor zijn dood begon zijn vader ineens te praten. „Hij zei: „Er is meer tussen hemel en aarde. Ik ga verhuizen naar boven.” „Dus je gelooft nog wel?” vroeg ik. „Het is goed”, zei hij alleen maar en begon te lachen.”
Toen ging Davíd Naïn op zoek. Ineens ging hij letten op wat hij zong in de cantates van Bach. Hij kwam in aanraking met het Leger des Heils in Almere en ging mee naar een kerstdienst. „Wat een blijdschap om de geboorte van een kind, dacht ik toen.” Op een Bijbelstudiegroep van de gemeente leerde hij het Oude Testament nader kennen. Dat bracht hem ertoe op zoek te gaan naar zijn Joodse wortels.
Intussen liep Davíd Naïn in de muziekwereld vast. „Ik kreeg een burn-out. De muziekwereld is jammer genoeg een schijnwereld, keihard, waarin je vaak alleen met ellebogenwerk verder komt.”
Tien jaar geleden besloot hij terug te keren tot het jodendom van zijn voorgeslacht. De Joodse gemeenschap bleek een chazan goed te kunnen gebruiken. Inmiddels dient hij iedere sabbat als voorzanger en rebbe in zijn eigen gemeente in Nijkerk of als gastchazan elders. „Daarnaast ben ik helemaal in de Thorastudie gedoken. Ik heb een rijk bestaan in andere zaken.”
Hij heeft er geen moment spijt van dat hij de muziekwereld achter zich heeft gelaten. „Ik heb het chazanoet, de taak van het voorzingen, ervoor teruggekregen. Er is niets mooier dan dat.”
Waarom hij dan toch bezig is om rabbijn te worden? „Het mooie is dat je chazan en rabbijn tegelijk kunt zijn.”