„Religies te vaak als probleem afgeschilderd”
Het instituut Forum lanceerde donderdag het Expertisecentrum Religie en Samenleving. Minister Hirsch Ballin (Justitie) is blij met het initiatief. „Religies worden te vaak als een probleem afgeschilderd.”
Mag een schooljuffrouw een hoofddoekje dragen? Twee moslimscholieren willen in de aula van de school bidden, kan dat? Mag ik een moslim een hand geven?Forum, het Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, wordt dagelijks gebeld over dit soort vragen. Donderdagmiddag lanceerde het instituut met een congres het zogeheten Expertisecentrum Religie en Samenleving. Politieagenten, docenten, politici en journalisten kunnen er voortaan terecht met al hun vragen rond religie en samenleving.
Minister Hirsch Ballin prees het initiatief. Kennis kan volgens hem helpen om misverstanden en onbegrip te voorkomen. „Te vaak wordt gesproken over religies in termen van problemen. Het gaat uiteindelijk om onze gemeenschappelijke toekomst. Dat kan alleen als we bereid zijn met elkaar in gesprek te gaan.”
Zelf zei hij te hechten aan goede banden met kerken, moskeeën en religieuze organisaties. Het ministerie van Justitie nodigt regelmatig vertegenwoordigers van geloofsgemeenschappen uit voor een gesprek.
„Wij doen daarmee niets af aan de scheiding tussen kerk en staat. De staat moet zich niet inhoudelijk bemoeien met de belijdenis of de organisatie van een geloofsgemeenschap. Maar dat betekent nog niet dat de overheid en geloofsgemeenschappen melaats voor elkaar moeten zijn. Dus als de minister een imam, dominee of rabbijn tegenkomt, hoeft hij niet snel een blokje om te lopen”, aldus de CDA-bewindsman.
Theoloog prof. dr. E. P. N. M. Borgman, hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, pleitte voor principiële openheid van de seculiere cultuur voor religieuze ideeën. Anders dan socioloog en publicist Pels, die een lans brak voor „beschaafde onverschilligheid” voor de religie van burgers, betoogde Borgman dat religie de samenleving iets te bieden heeft. „Religies houden het besef levend dat de gerechtigheid en het goede leven nog niet gerealiseerd zijn, dat we met een tekort leven.”
Natuurlijk „moeten we niet in een losgeslagen waarheidswoede elkaars visies op het leven voortdurend bestrijden”, zei Borgman. „Maar religie wil publiek worden, de publieke sfeer wil het hart en de betrokkenheid van de burgers, dus we moeten het debat aangaan over wat wij waar en goed achten, over wat ons heilig is. In dat debat moeten we ontdekken hoe we bij elkaar horen, in die strijd moeten we uitvinden wat onze gezamenlijke toekomst is - een andere weg is er niet.”
Aan het eind van het congres gingen zes hoofdredacteuren met elkaar in discussie over de rol van media in het religiedebat. Hoofdredacteur van deze krant, W. B. Kranendonk, benadrukte dat van gelovige minderheden, zowel christenen als moslims, te vaak een karikatuur wordt gemaakt.
Volgens hem probeert het secularisme christelijke levenswaarden bijna „dwangmatig te ontfutselen.” Als voorbeeld noemde hij de kwestie rond de ambtenaren die geen homohuwelijk willen voltrekken. „Ik heb in maar weinig kranten een interview met een gewetensbezwaarde ambtenaar gezien. Te vaak werden deze ambtenaren afgeschilderd als achterlijk, alsof ze ver voor 1900 geboren zouden zijn.”
De Jong, plaatsvervangend hoofdredacteur van NRC Handelsblad, herkende zich niet in dat beeld. „Er bestaat een karikatuur dat NRC een antireligieuze krant is.”
Hoofdredacteur P. A. Bergwerff van het Nederlands Dagblad zei zich wel te kunnen vinden in de typering van Kranendonk. „Veel media hebben de neiging om bij zowel klassiek-gereformeerden als moslims de extreme uithoeken te zoeken.” Volgens hem hangt dat samen met een gebrek aan kennis.