Christenen in Orissa bidden voor vijanden
De vluchtelingen in de zalen van het YMCA-jongerencentrum in Bubaneshwar stralen rust uit. Ze zitten op hun slaapmatten naast de schamele bezittingen die sommigen hebben kunnen meenemen tijdens hun vlucht, eind augustus. Toen brak het geweld los tegen de christenen in de Indiase staat Orissa.
Een jongen zit in het midden van de zaal over zijn Bijbel gebogen. Hij merkt niet eens dat ik foto’s maak. Als anderen vertellen over de ellende die ze hebben meegemaakt, verschijnt er soms een glimlach op hun gezicht.De verhalen liegen er niet om: christenen zijn door hun buren uitgerookt, hun huis is in brand gestoken. Zeker 48 christenen zijn vermoord, sommigen met kerosine overgoten en in brand gestoken. Velen zijn aanvankelijk de jungle in gevlucht om na een paar dagen, uitgehongerd, onderdak te zoeken in de bewoonde wereld.
De 300 vluchtelingen in het kamp in Bubaneshwar hebben de 180 kilometer lopend, of soms liftend, door de rijstvelden in twee à drie dagen afgelegd. Provisorisch zijn voor de grote groep mensen sanitaire voorzieningen aangelegd. Twee tankwagens hebben net water aangevoerd.
De mensen hebben hier nu een dak boven hun hoofd, maar wat de toekomst zal brengen is onduidelijk. Terug naar hun dorpen kunnen ze niet meer. Hun huizen zijn verwoest, en dat hebben hun hindoeburen op hun geweten.
In Bhanjanagar, midden in het district Kandhamal, vijf uur rijden van Bubaneshwar, tref ik Christina Digal uit Budedipada. Toen het geweld losbarstte en ze ternauwernood haar brandende huis kon ontvluchten, is ze richting het oerwoud gerend. Ze had een 21 dagen oude baby van een familielid bij zich. Het regende. Bij fakkellicht waadde ze door de rivier, de baby boven haar hoofd houdend. Zonder droge kleding en voedsel heeft ze drie dagen en nachten in het bos verkeerd. Nu verblijft ze bij familie in Bhanjanagar.
Ook de baptistendominee Anisim Nayak is in Bhanjanagar neergestreken. Hij straalt rust uit, terwijl hij toch hartverscheurende verhalen vertelt; over Rajniri Majhi, een 20-jarige verpleegster die ondanks het geweld weer terugkeerde naar het weeshuis waar ze werkte, om de kinderen te helpen. Het weeshuis stond in brand, en zij werd doodgeknuppeld.
Wat was de boodschap van zijn preken de afgelopen weken? Ds. Nayak: „Ik heb de christenen bemoedigd door het Evangelie en gezegd dat ze lijden om Christus’ wil. Het is ons voorzegd in de Bijbel. En wij hebben veel gebeden. Dat de Heilige Geest de gedachten van de aanvallers wil veranderen. Ja, wij bidden voor onze vijanden en voor de overheid van Orissa. Wilt u dat ook doen?”
Verleiding
Het geweld begon op 23 augustus. Toen werd de 80-jarige hindoemonnik Swami Laxmananda Saraswati vermoord, samen met drie andere mannen en een vrouw. Hij was leider van een antibekeringsbeweging van hindoes. Maoïsten claimden de aanslag, maar hindoeactivisten beweerden dat de christenen achter de moorden zaten.
Toen brak het geweld los. Groepen hindoeactivisten trokken de dorpen in en vroegen aan de hindoes wie er christen waren. Die wisten dat meestal goed aan te geven. Met kerosine werden huizen in brand gestoken. De christenen probeerden het vege lijf te redden en mee te pakken van hun bezittingen wat ze konden dragen.
De dagen erna zijn sommigen teruggekeerd naar hun dorp. Ze mochten erin, als ze zich bekeerden tot het hindoeïsme en als teken daarvan hun hoofdhaar lieten afscheren. Een aantal is voor die verleiding bezweken.
Er wordt een verhaal verteld over hindoe-extremisten die een partij Engelse Bijbels hadden gekocht, die meenamen naar het Kandhamaldistrict, ze daar op een hoop gooiden en in brand staken. Daarmee suggereerden ze dat die Bijbels van de christenen uit Orissa afkomstig waren. Maar de mensen in Orissa spreken geen woord Engels, en bezitten helemaal geen Engelse Bijbels.
De politie deed aanvankelijk weinig om het geweld tegen te gaan. Soms konden ze zelfs niet eens in een dorp komen, omdat radicale hindoes de weg hadden geblokkeerd. Maar het vertrouwen in de politie is gering. Een non die tijdens de geweldsexplosie was verkracht, weigerde aanvankelijk aangifte te doen, omdat ze de politie niet vertrouwt. Nu wil ze wel praten, melden Indiase kranten, maar slechts achter gesloten deuren.
De daders van het geweld zijn meestal bekend. In Bhanjanagar laat men een lijst zien van mensen die beschuldigd worden van brandstichting, moord en plundering. De krant Times of India meldt dat de overheid veertig man politie extra inzet om de daders op te sporen. Na bijna drie maanden is dat wat laat.
Dalits
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? De radicale hindoes nemen het niet dat tribals, de oorspronkelijke bewoners van Orissa, de mensen van de laagste kaste, zich bekeren tot het christendom. Ze noemen het „forced and lured conversion.” Deze dalits zouden door zendelingen verleid zijn om vanwege materieel gewin christen te worden.
De realiteit is dat deze mensen behoren tot de meest achtergestelde stammen in India. Ze zijn analfabeet en hun kinderen krijgen nauwelijks onderwijs. Bestaansmiddelen hebben ze bijna niet en evenmin toegang tot gezondheidsvoorzieningen. De rest van de hindoebevolking kijkt op hen neer. Ze zijn echte outcasts.
Christelijke organisaties trekken zich echter hun lot aan en bieden medische hulp en onderwijs. Er is sprake van het oprichten van scholen en ook werkt men aan alfabetiseringswerk voor volwassenen. De levensomstandigheden van de mensen worden beter. Ze worden christen, omdat ze merken dat bij christenen de mensen gelijk zijn voor elkaar, en omdat ze toegang krijgen tot allerlei voorzieningen die hun door de hindoes altijd zijn ontzegd vanwege het kastensysteem.
Hulpverlening
De hulpverlening aan de vluchtelingen kwam maar traag op gang. De overheid zorgde voor tenten en particuliere organisaties stelden gebouwen beschikbaar om zo’n 4000 gezinnen tijdelijk onderdak te geven. De christelijke ontwikkelingsorganisatie Eficor verleent, samen met vier andere christelijke hulporganisaties, hulp onder de vlag van het Rode Kruis.
Inmiddels zijn honderden pakketten aan de vluchtelingen uitgedeeld, die een deken, een slaapmat, een setje voor lichaamsverzorging, een zaklamp, een bord en beker en een paraplu bevatten. Dekens en warme kleding zijn belangrijk nu ook in dit deel van India de winter begint en de temperatuur tot 5 graden kan dalen. Het meeleven van christenen in andere delen van India is groot. In sommige gemeenten zijn kledingacties gehouden om vervolgde medechristenen te helpen.
De grote vraag is hoe het nu verder moet. Ds. Nayak en de anderen die ik in Bhanjanagar spreek, zijn heel stellig: ze kunnen nooit meer terug naar de buren die hen uitrookten. Toch komen er vredesinitiatieven van de grond. De krant The Hindu meldt de oprichting van een theatergroep, onder anderen bestaande uit jonge journalisten die een straatspel willen gaan opvoeren om eraan mee te werken de harmonie te herstellen.
Ook Eficor is met partners in gesprek om een project van vrede en harmonie op te zetten om te trachten verzoening tussen de hindoe- en de christengemeenschappen tot stand te brengen.
De auteur bezocht voor De Verre Naasten het door geweld getroffen gebied in de Indiase deelstaat Orissa.