„Geloof ziet door verrekijker over dood heen”
„De oude schrijvers spreken meer dan eens afkeurend over het rooms-katholieke versje ”Drie dingen beswaren mijn gemoet”. Ze wijzen er op hoe de ware gelovige deze „troosteloze leer des Pausdoms” mag omkeren tot het gedicht ”Drie dingen verheughen mijn gemoet”, omdat het in vertrouwen op Christus goed en verzekerd sterven is”, aldus drs. A. Ros.
Drs. Ros sprak zaterdag in Veenendaal over ”Guiljelmus Saldenus & het wel-sterven” op de eerste cursusochtend van de veertiende wintercursus van Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR). Thema van de cursus is dit jaar ”Troost in lijden en sterven; omgaan met ziekte, dood en rouw in de Nadere Reformatie”. De cursus wordt gevolgd door ongeveer 150 belangstellenden.In het eerste deel van zijn lezing schetste Ros hoe verschillende auteurs ten tijde van de Nadere Reformatie met de dood en het sterven omgingen. „Voor de oudvaders was het duidelijk dat een waar christen „met vrymoedigheid wel getroost, wel gerust en onversaagd” de dood tegemoet mag zien. Ze waarschuwden tegen angst voor de dood.”
Ook Gisbertus Voetius heeft zich uitvoerig met de „euthanasia” (het wel-sterven) beziggehouden. Ros: „In de persoonlijke voorbereiding op de dood gaat het volgens Voetius om drie dingen: met betrekking tot God moeten we ons geweten onderzoeken op smart over de zonden en de beloften van het Evangelie overdenken. Met betrekking tot onze lichamelijke dood is het goed om die onder ogen te zien, zodat we als het ware reeds sterven, voordat we werkelijk sterven. Ten slotte is het met betrekking tot den naaste nodig zich met hem te verzoenen, schulden te voldoen, aanwijzingen te geven voor de begrafenis en omstanders te vermanen over de broosheid van het leven.”
Scherpziende ogen
In het tweede deel van zijn lezing ging Ros in op het boekje ”Het leven uyt de doodt” van Guiljelmus Saldenus (1627-1694). „Saldenus was een belezen predikant-theoloog die bij zijn tijdgenoten in hoge achting stond. Hij kende uit ervaring het ingrijpende verlies van geliefden en kon daarom meeleven met geestelijke diepten van gemeenteleden. Zijn eerste vrouw stierf na twee jaar, samen met een zoontje van twee maanden. Zijn tweede vrouw stierf na drie jaar en later stierf nog eens een zoontje van acht maanden.”
Saldenus’ boekje ”Het leven uyt de doodt” wil een eenvoudig handboekje zijn om „saligh te worden door ons eygen, en heyliger te worden door eens anders doodt.” In de eerste tien hoofdstukken beschrijft Saldenus wat nodig is om „wel (goed) te sterven.”
De laatste vier hoofdstukken gaan over de lering die uit kan gaan van andermans sterven. Hij schrijft over het stervensvertrouwen: „Alleen het geloof kan ons bij het sterven baten, omdat het scherpziende ogen heeft en een geestelijke verrekijker is. Het kan ons door de dood heen een vaderlijk hart, een vriendelijke Bruidegom, ja, de hemel zelf doen aanschouwen.”