Gespannen verhouding moslims en christenen in Nigeria
In 2001 kwam het in de Nigeriaanse stad Jos tot een hevige confrontatie tussen moslims en christenen, waarbij tussen de 800 en de 3000 doden vielen. Voor een buitenstaander oogt de stad nu rustig, maar dat is valse schijn. „Het probleem is nooit structureel opgelost”, zeggen de inwoners van de stad. „Het kan vanavond weer raak zijn.”
In het kloppende hart van Jos, te midden van vele marktkramen en winkeltjes, staat al jaren een symbool van verdeeldheid tussen christenen en moslims: een afgebrand marktgebouw. Eens was het de grootste overdekte markt van West-Afrika, nu rest enkel de zwartgeblakerde constructie. In de nacht van 12 februari 2002 klonken er een paar luide explosies vanuit het marktgebouw, waarna het complex in vlammen opging. Volgens een veelgehoorde lezing moest dat de handel van de voornamelijk christelijke kooplieden zozeer treffen, dat ze wel konden inpakken.Het tekent de spanningen in de stad, op het grensgebied tussen het islamitische noorden van Nigeria en het christelijk-animistische zuiden. In 2001 kwam het in Jos tot een hevige confrontatie tussen moslims en christenen, waarbij volgens uiteenlopende schattingen tussen de 800 en de 3000 doden vielen.
Wie een beetje doorvraagt, weet snel genoeg dat de onderhuidse spanningen nog altijd voelbaar zijn in de stad. Een enkele optimist verklaart vrolijk dat het nu rustig is, vrede, vrede, geen gevaar, maar de meeste gezichten worden ernstig bij het horen van de vraag of het geweld kan terugkeren. „Vanavond nog. Er hoeft maar iets te gebeuren”, zegt de in het conflict gespecialiseerde hoogleraar Umar Danfulani van de universiteit van Jos stellig.
De situatie in Jos staat niet op zichzelf. In de omliggende deelstaten zijn ook geregeld spanningen tussen moslims en christenen. Lange tijd vluchtten veel mensen uit deze gebieden naar het als rustig te boek staande Jos en omstreken, dat zichzelf niet geheel ten onrechte aanprees met de slogan: ”Bakermat van vrede en toerisme”. Het is cru dat juist Jos nu de naam heeft van stad van conflict.
Ook in Nigeria als geheel is de relatie tussen moslims en christenen, ofwel ruwweg noord en zuid, een voortdurende bron van spanning. Bij de volkstelling van 2005 bleek het onmogelijk direct ook de religieuze achtergrond van de bevolking in kaart te brengen. De huidige aanname is dat ongeveer de helft van de Nigerianen moslim is en de helft christelijk dan wel animistisch, en de vrede wordt het meest gediend door het bij die vage inschatting te houden. Ook voor Jos bestaan er geen exacte cijfers. Gouverneurs van deelstaten dreigden in 2005 de volkstelling te boycotten als de vraag naar de geloofsovertuiging gesteld zou worden.
Buiten bidden
De directe aanleiding tot de ongeregeldheden van 2001 in Jos wordt door moslims en christenen in de regel iets anders gepresenteerd, hoewel de verhalen in de kern overeenkomen. De moslims baden op 7 september hun vrijdagmiddaggebed bij de Grote Moskee in de stad en gebruikten daarbij zoals gebruikelijk ook de straat, omdat de ruimte binnen ontoereikend is voor de vele gelovigen. Een jonge christelijke vrouw, veel bloter gekleed dan voor een moslim betamelijk was, vroeg te passeren. Dat werd haar uiteindelijk toegestaan, maar ze keerde terug -een of meerdere keren- en uiteindelijk sloeg de vlam in de pan.
De moslims zeggen dat de verkeersregelaars van de moskee de vrouw vriendelijk verzochten te wachten tot de afloop van het gebed of een andere route te kiezen. De vrouw weigerde echter pertinent, waarop de medewerkers besloten haar te laten passeren. Ze verstoorde het gebedsuur daarna echter nog een aantal keren. Toen enkele moslims daarop reageerden, begon de vrouw te schreeuwen dat ze vermoord werd. Er ontstond rumoer en de situatie liep volledig uit de hand. De christenen waren blij dat er een aanleiding was tot gevechten: ze toonden altijd al weinig respect voor de moslims.
De christelijke variant: de vrouw passeerde gewoon na daarvoor toestemming te hebben gekregen van de verkeersregelaars en keerde nog een keer terug naar haar woning. De moslims waren echter blij met een aanleiding om al lang geplande gevechten te ontketenen. Overal in de stad zouden er al steunpunten bestaan met wapens om een efficiënte strijd te voeren en bovendien zouden de moslims al huurlingen uit omliggende plaatsen hebben gerekuteerd.
Falende overheid
Er bestaan veel versies over de precieze gebeurtenissen op die bewuste dag, maar christenen en moslims zijn het erover eens dat het stadsbestuur en de gouverneur de gevechten hadden kunnen zien aankomen. Ze deden echter niets. In de weken voor het incident waren er al vele kleinere bedreigingen over en weer geweest. Drie organisaties die zich inzetten voor vrede waren onafhankelijk van elkaar naar het stadsbestuur gegaan om te waarschuwen voor de toenemende spanningen.
Die spanningen waren ontstaan door de benoeming van een moslim als regionaal coördinator van het nieuw opgezette Nationaal Armoede Verlichtingsprogramma. De persoon in kwestie, Alhaji Muktar Mohammed, behoorde bij de Hausa-Fulanistam, een volk uit het noorden. Oorspronkelijke bewoners van Jos en de regio Plateau State, waarvan Jos de hoofdstad is, reageerden woedend omdat er geen autochtone bewoner was voorgedragen voor de functie. Sommige groepen lanceerden persoonlijke aanvallen op Muktar Mohammed. Er werden boodschappen op zijn kantoor achtergelaten als ”Ren voor je leven” en ”Dit kantoor is niet bedoeld voor Hausa-Fulani of enige andere allochtoon”.
Van de andere kant was er Hausa-Fulanijeugd actief met bedreigingen tegen de autochtone bevolking, behorend bij de Birom-, Afizere- of Anagutastam. „Dood is de beste vriend van Hamas. Wees ervan overtuigd dat wij het nog beter zullen doen”, kregen de autochtone inwoners te horen.
Sharia
De kern van het probleem is economisch en etnisch van aard, zegt professor Danfulani. Hij publiceerde veel over de relatie tussen christenen en moslims in Nigeria en geniet internationale waardering voor zijn werk. „Mensen uit noordelijke islamitische staten zijn in de loop der tijd in Jos komen wonen en kochten stukken grond. De oorspronkelijke, christelijke, bewoners van de stad zijn bang overheerst te worden door de nieuwkomers. In feite is het een stammenstrijd en geen strijd tussen religies.” Danfulani kent de problematiek van binnenuit: hij is als moslim geboren, maar door een pleeggezin christelijk opgevoed en daardoor christen geworden. Het grootste deel van zijn familie is nog altijd moslim.
Het probleem is dat er geen goede integratie plaatsvindt tussen nieuwkomers en autochtone bevolking, aldus Danfulani. Die problematiek doet zich in heel Nigeria voor. De huidige praktijk is dat Nigerianen buiten hun eigen deelstaat geen gelijke rechten hebben. Het is bijvoorbeeld heel gewoon dat ’allochtonen’ meer collegegeld betalen. „De Nigeriaanse regering moet constitutioneel ondubbelzinnig duidelijk maken dat iedere Nigeriaan overal welkom is en dezelfde rechten geniet. Dat is het grote punt.”
De hoogleraar zegt niet te verwachten dat een dergelijke wijziging snel doorgevoerd zal worden. Hij signaleert dat een vorm van islamitisch fatalisme (God doet alles, laten we ons er daarom bij neerleggen) ook het christendom binnendringt. „Dat type theologie verhindert echter elke vooruitgang in dit land. Het is belangrijk dat er een werkelijke dialoog tot stand komt tussen verschillende volken, moslims en christenen, en dat dit ook een vervolg krijgt door concreet samen te werken. Alleen maar praten heeft geen zin.”
De invoering van de shariawetgeving in verschillende noordelijke staten maakt de situatie er niet gemakkelijker op, erkent Danfulani. „Het verschilt echter wel per staat. In sommige staten zijn niet alle shariawetten geïmplementeerd. De sharia is vaak ingevoerd door politici die graag populair wilden worden, maar ze houden zich er zelf niet eens aan. De wetgeving is voor de arme mensen zwaarder dan voor de rijken. Die doen wat ze willen.” De christelijke minderheden in de shariastaten genieten soms een uitzonderingspositie, maar zijn in andere staten verder gemarginaliseerd. Danfulani: „De invoering van de sharia was een reactie op het aantreden van de christelijke president Obasanjo in 1999. Maar we moeten als Nigerianen leren dat de achtergrond van een president niet het belangrijkste is. Het gaat erom hoe hij functioneert.”
De hoogleraar zucht. „De toekomst ziet er zwart, heel zwart uit. Een buitenstaander die hier komt ziet misschien een vreedzame stad. Maar als insider zeg ik: Dat is valse schijn, er is hier geen werkelijke vrede omdat de diepere oorzaak van het conflict van 2001 nooit is opgelost.”
Eerst gerechtigheid
In de Grote Moskee in de stad klinken meer optimistische geluiden. „De incidenten in 2001 bevestigden voor mij alleen maar dat we als moslims en christenen moeten samenwerken”, zegt de aimabele Umar Farouk in de royale vergaderzaal van de moskee. Farouk is voorzitter van een koepel van moslimorganisaties én werkzaam voor een christelijk studiecentrum en lijkt daarmee de verpersoonlijking van het ideaal.
Farouk: „De meeste inwoners van Jos realiseren zich dat we de handen ineen moeten slaan. We hebben 2001 gehad en nu doen we het gewoon weer samen.” Volgens hem is het beeld dat het Westen heeft van de problematiek tussen moslims en christenen veel te negatief. Heel veel gaat er goed. „Goed dat je gekomen bent om dat te zien.”
Ook Farouk geeft aan dat de kern van het probleem etnisch en economisch van aard is. Maar de Hausa-Fulani wonen al tientallen jaren in Jos, benadrukt hij. „Het is niet terecht dat we nog steeds worden behandeld als vreemdelingen.”
Volgens Farouk is er te veel onwetendheid over elkaar. „Neem het incident bij de moskee. Christenen zien het als machtsvertoon en provocatie dat we ook de straat gebruiken voor het vrijdagmiddaggebed. Maar de enige reden is dat er zo veel mensen komen bidden dat er geen plaats meer in het gebouw is. Daarbij is het in ons geloof niet toegestaan er een moskee bij te bouwen, zoals christenen zouden doen als een kerk te klein wordt. Moslims in een bepaalde wijk moeten op één plaats met elkaar bidden.”
Voorzitter Joseph Sangosanya van de Christelijke Stichting voor Sociale Gerechtigheid en Gelijkheid is nog niet zo overtuigd van de rust in zijn stad. In het kleine kantoortje van zijn organisatie vergelijkt hij de huidige kalmte met de rust van een begraafplaats. Met zijn stichting pleit hij voor vervolging van de daders van de moorden in 2001. Alle moordenaars lopen nog vrij rond, stelt Sangosanya. „Eerst moet er gerechtigheid geschieden, pas dan kunnen we werkelijk met elkaar verder.”
Daarnaast maakt zijn organisatie zich hard voor een nationale grondwetswijziging, zodat voor eens en altijd duidelijk is dat iedere inwoner van Nigeria in de eerste plaats Nigeriaan is en geen bewoner van een deelstaat. „Nigeria is een seculiere staat en dat betekent dat geen enkele groep bevoordeeld wordt.” Concreet betekent dit volgens hem ook dat noch moslims noch christenen op straat mogen bidden, omdat de straat van iedereen is.
Verwacht hij dat het binnen afzienbare tijd zover komt? „Het komt wel een keer”, zegt hij. Maar signalen van hoop kan hij niet noemen.
Boerderij
„Leef in vrede met elkaar” staat in Jos op grote borden boven de weg, naast oproepen om vooral de belastingen wel te betalen. Organisaties genoeg die zich inzetten voor die vrede. Voor de Beweging voor Gerechtigheid, Vrede en Wederopbouw (JPRM) zijn de oproep en het gesprek alleen echter niet genoeg.
De organisatie, in 1992 opgericht door een zekere ds. Habila Istifanus, gaat de dorpen in om mensen met elkaar in gesprek te brengen via workshops en conferenties, maar zet ook boerderijen op waar mensen van verschillende stammen samenwerken, vertelt programmamanager Polycarp Bonotem in het kantoor van de stichting in Jos. „Moslims en christenen leren elkaar op zo’n boerderij als vanzelf de ”do’s” en ”don’ts” van hun religie. Dat schept begrip voor elkaar. In feite onderwijzen ze elkaar.” De stichting is op meerdere terreinen actief, maar probeert in alle activiteiten groepen bij elkaar te brengen.
Bonotem ziet daadwerkelijk verandering optreden. „Het helpt veel als de gevoeligheden van elke religie bekend zijn. Daardoor kunnen christenen bijvoorbeeld rekening houden met moslims door zich niet te bloot te kleden. Het zijn soms kleine dingen die veel kunnen veranderen.” De programmamanager erkent dat het op hoger niveau allemaal nog moeizamer gaat. „Maar verandering aan de top moet worden voorbereid op het grondvlak.”
Die top deugt niet, zegt dr. Ade Adenekan van het Afrikaans Centrum voor Vredeseducatie en Verzoening in de zuidelijke miljoenenstad Lagos. Zijn centrum is in heel Nigeria actief. Wie bij zo’n naam en reikwijdte een mooi onderwijscentrum verwacht, komt echter bedrogen uit. Het kleine en warme onderkomen van de instelling staat in een arme en rumoerige buitenwijk van Lagos, midden tussen het grondvlak. „De politiek zit uiteindelijk achter al het geweld”, stelt de directeur. „Het gaat om macht. Politici zetten verschillende groepen tegen elkaar op, in de hoop dat de werkelijke problemen zoals armoede en werkloosheid naar de achtergrond verdwijnen.”
Daarom zet zijn instituut in op onderwijs, zodat mensen inzicht krijgen in de werkelijke problematiek. Er zijn trainingen voor volwassenen, maar zijn centrum probeert ook kinderen al bij te brengen dat het goed is om samen te leven. Adenekan: „Wanneer de kinderen leren in vrede te leven, is er hoop voor de toekomst.”
Buiten klinkt vanaf de kleine moskee op de hoek van de straat de oproept tot gebed. „In deze wijk geeft het samenleven tussen moslims en christenen weinig problemen. De gewone man wil wel”, zegt Adenekan. Een taxi-motorfiets met de opschriften ”Heavenly race” en ”Jesus saves” scheurt slalommend tussen de kuilen in de straat door. ”Allah akbar”, meldt een andere motorfiets.