O, kon u uw mammon altijd behouden, u liet de Heere varen. Nu wilt u echter toch nog wat doen voor de hemel. Daarom doet u beide, God wat en de mammon wat. O, mammongezinde mensen en aanhangers van hem, waarom wilt u toch nog een weinig God dienen? In de grond van de zaak bent u vijanden van God. Dat God dienen van u is alleen maar de spot met Hem drijven.Ellendige mensen, wat ligt er een duisternis op u, want uw oog is verdorven door te zien op al het wereldse. U hijgt niet zelden naar alles wat van de wereld is, om dat te dienen. Ten laatste wordt u door de dood afgescheurd en kunt u niet anders verwachten dan voor eeuwig van de hemel verstoten te worden en uw deel te hebben met de rampzaligen. Och, deed u uw ogen maar eens open en gaf u de mammon maar een schop. Begaf u zich maar tot het recht dienen van God.

U vraagt mij of u uw tijdelijke bezigheden moet verlaten. Dat vordert het dienen van God niet, doch u moet het doen in biddend opzien tot Hem. Bedrieg uzelf niet met valse overleggingen. Het komt op uw eeuwig welzijn aan. O, zag u eens van de mammon af, hoe zou het dienen van God zalig voor u zijn. Ach, laat u dan eens overhalen en bid God dat Hij u de ogen wil openen.

F. de Bruin, predikant te Amsterdam (”Leer uit Jezus’ mond”, 1765)