Persoonlijke brief
In een brief doet prins Bernhard op 18 september 1956 een laatste appel op zijn vrouw. De toonzetting is hartelijk.
„Lieve Lula,Naar aanleiding van het gesprek van eergisteren, en ook nadenkende over alles wat er gebeurd is, wil ik (…) een paar dingen op papier vastleggen.
De kinderen en ik houden wel van je, maar van jou, niet van je vrienden uit de kring van Mej. Hofmans!
De kinderen en ik willen werkelijk echt jou terug hebben - maar zo dat wij er zeker van kunnen zijn dat je niet meer ten kwade beïnvloed kan worden. Wij willen de echte, oude Lula terug, maar geen grammofoonplaat met de woorden enz. van de Van Heeckerens of anderen. Want het is angstwekkend te zien en te horen hoe je om zo te zeggen ’gehypnotiseerd’ bent door hun en alles wat ze zeggen en denken. Dit ondermijnt ons vertrouwen in de toekomst voor goed.
Je hebt heel veel goede vrienden die klaar staan om de plaatsen in te nemen van de mensen uit de kring van Mej. H. (die je niet liefhebben maar je misbruiken) terwijl degenen die ik bedoel je wel liefhebben. (…)
Lees de Bijbel - zonder hulp. Ik hoop en bid dat ik de toestand verbeterd vind als ik terug kom -en ik hoop dat je Gods stem zult horen zonder ’tolk’ want al dit is naar mijn mening onzuiver -God heeft geen tolk nodig- wanneer mensen dit pretenderen dan zijn ze door de verkeerde krachten beïnvloed.
Ik zal voor jou en de kinderen bidden dat je het ware licht en de ware liefde mag zien en ervan deel worden.”