Kritiek GroenLinks op versnippering hulp
Minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking moet een einde maken aan de versnippering van de ontwikkelingshulp. Hij zou minder landen moeten steunen. Ontwikkelingsorganisaties zouden hun werk meer moeten concentreren.
Dat stelt het wetenschappelijk bureau van GroenLinks in een maandag gepresenteerd pamflet over de effectiviteit van ontwikkelingshulp.Koenders geeft nu geld aan 36 landen. Dat moet terug naar vijf of tien landen in enkele regio’s, stelt het bureau. Hij zou ook de versnipperde hulpverlening moeten aanpakken. Vorig jaar steunde ICCO bijvoorbeeld ruim 2000 projecten in meer dan zestig landen.
Wat het wetenschappelijk bureau betreft mogen de clubs zelf bepalen wat ze doen met het geld dat ze zelf binnenhalen, maar moeten ze het geld dat ze van de overheid krijgen vooral besteden in landen met een slecht bestuur, conflictgebieden en zogeheten fragiele staten.
Het pleidooi van GroenLinks tegen versnippering van de ontwikkelingshulp sluit naadloos aan bij een lezing die Koenders zaterdag hield in Amsterdam. De minister wil minder organisaties geld geven. „Ik accepteer niet langer dat we overheidsgeld steken in enorme versnippering.” De organisaties zouden meer moeten samenwerken, bijvoorkeur met clubs uit ontwikkelingslanden en het bedrijfsleven.
Directeur F. Karimi van ontwikkelingsorganisatie Oxfam Novib steunt de visie van Koenders. „Maar in de praktijk gebeurt dat al. Hij roept op tot dingen die wij allang doen.”
Het oud-GroenLinks-Kamerlid wijt de versnippering aan de overheid. „Die heeft onderlinge concurrentie bevorderd, in plaats van samenwerking. Wij moeten zelf een kwart van onze fondsen werven om overheidssteun te krijgen. Dat leidt tot profileringsdwang en tot versnippering. Koenders moet die weeffout herstellen.”