Gedreven chaoot
De strijd tussen Obama en McCain om het presidentschap van Amerika kon hem de afgelopen weken maar weinig boeien. Wel vraagt stafmedewerker Krijn de Jong (63) van stichting Tot Heil des Volks zich af wat mensen beweegt een gooi te doen naar zo’n zware post. Zelf voelt hij zich meer aangetrokken tot mensen aan de onderkant van de maatschappij dan tot de machtigen der aarde. „Ik hou van het ongepolijste.”
De voorbereidingen voor een gezamenlijke lunch verlopen ongeordend. Met tussenpozen dekt De Jong de tafel, ondertussen overlegt hij via zijn mobieltje met een uitgever en wacht zijn dochter tevergeefs op haar vader om het met hem afgebroken gesprek via de vaste telefoon te kunnen hervatten. Pas een paar uur later dringt dit laatste tot De Jong door. „Mensen noemen mij creatief, gedreven en licht chaotisch”, zegt hij met een brede glimlach. „Daar zit wel wat in.”Niet dat de Dirkslander van geboorte er zelf geen last van heeft dat hij met zijn wat verstrooide werkwijze anderen tot wanhoop kan drijven. „Ik hou van improviseren. Het probleem is alleen dat zich steeds nieuwe zaken aandienen”, zegt hij al bladerend in een beduimeld agendaatje met talloze krabbels. „Ik blijf het vervelend vinden dat het me niet lukt om mijn agenda beheersbaar te krijgen.”
Recent moest de stafmedewerker bijzondere projecten van de stichting die zich richt op hulpverlening aan en opvang van zwakken in de samenleving naar een klooster voor het bijwonen van een conferentie. „Daar kan ik eindelijk tot rust komen en me concentreren op het zoeken van God, dacht ik. Tegelijk stopte ik mijn tas vol met boeken die ik graag wilde lezen. Bovendien hoopte ik tijdens de conferentie mensen te spreken. Ik besefte terdege dat dit met elkaar op gespannen voet zou staan. Het zijn deze drie zaken waartoe ik me steeds gedrongen voel: God zoeken, boeken lezen en mensen ontmoeten.”
Al van jongs af aan ervaart De Jong een roeping tot evangelisatiewerk. „Op mijn zesde verhuisden mijn ouders naar Ens in de Noordoostpolder. Mijn vader dacht dat zijn zes jongens daar meer kansen zouden hebben op de arbeidsmarkt. Ik ging aan de slag in de metaalsector. Dat bleek niets voor mij te zijn.
Toen ik in 1972 in het maandblad De Oogst van Tot Heil des Volks las dat ze vrijwilligers zochten voor een nieuw jeugdhotel in Amsterdam, heb ik me met een groepje Urkers daarvoor aangemeld. Vervolgens waren er vaste krachten nodig. Tot mijn grote vreugde werd ik benoemd tot assistent-manager van het jeugdhotel.”
Na een aantal jaren stapte De Jong over naar het crisisopvangcentrum aan de Willemsstraat in Amsterdam. „Daar heb ik zeventien jaar doorgebracht. Samen met mijn vrouw Trijntje heb ik in het opvangcentrum gewoond. Onze oudste drie kinderen zijn daar ook geboren. Als ik mijn leven tot nu toe overzie, dan was dit voor ons de meest indrukwekkende tijd. Ik zie mijn oudste zoon nog zo in zijn slaapzak dribbelen naar een van de gasten en bij hem op schoot kruipen. Fantastisch.”
Is het niet risicovol als jong gezin in zo’n centrum te wonen?
„Nee. Sommige bewoners brachten onze kinderen naar school of pasten ’s avonds op. Natuurlijk vraag je dat niet aan de eerste de beste. Ik kan me ook niet één situatie herinneren dat het te gevaarlijk was voor kinderen.
Binnenkort viert een vrouw die ik uit deze tijd ken dat ze 25 jaar clean is en weg uit de prostitutie. Ze zegt nog altijd hoe goed het haar deed dat we op zeker moment vroegen of ze een keer op onze kinderen wilde passen.”
Inmiddels woont het gezin al ruim 25 jaar in Urk. Het dorp is de geboorteplaats van zijn vrouw en de plek waar het echtpaar zich inzet voor Waypoint. Dit onderdeel van Tot Heil des Volks is gericht op hulpverlening aan vooral jongeren die verslaafd zijn of dreigen te raken.
In Amsterdam maakte de organisatie enkele jaren geleden een moeilijke periode mee rond een directeurswisseling. De Jong legde twee jaar geleden zijn functie neer als adjunct-directeur bij de stichting, die de breedte van christelijk Nederland vertegenwoordigt. Het staflid is nu onder meer actief als gids tijdens door Tot Heil des Volks georganiseerde wandelingen in de hoofdstad, waarbij er nadrukkelijk oog is voor daklozen, verslaafden en prostituees. „We hebben het in Urk goed naar ons zin. Maar als het moest, zou ik morgen zo weer naar Amsterdam verhuizen. Je kunt echter niet op twee plaatsen tegelijk wonen.”
Dat is nogal een verschil: Amsterdam of Urk.
„Dat valt in zekere zin wel mee. In wezen zijn de mensen overal hetzelfde. De ellende die ik in Amsterdam tegenkom, zie ik hier ook. Alleen de schaalgrootte verschilt. En de zondagse kerkgang en de stempel van het christelijk geloof ontbreken natuurlijk in Amsterdam.”
Wat trekt u aan in zo’n grote stad?
„Het is een metropool in zakformaat. Het is een grote stad, maar het blijft er toch overzichtelijk. Ik hou van architectuur en van historie. Dat is er beide volop. Amsterdam is een echte cultuurstad. Dat trekt me enorm aan. Tegelijk is het een omgeving waar alles en iedereen elkaar ontmoet. Daar moet je bij zijn. In een stad worden de lijnen voor de samenleving uitgezet. Daarom moet je als christen in de stad present zijn om Christus bekend te maken.”
Amsterdam is de stad waarvan burgemeester Cohen zegt dat die zich in principe niet bezighoudt met steun aan religieuze groeperingen, met het oog op de scheiding tussen kerk en staat.
„Die vermeende scheiding is in de stad altijd al een item geweest. Al in de zeventiende eeuw is er discussie geweest over de toren van de Nieuwe Kerk. De bouw van de toren werd verhinderd, omdat er vrees bestond dat die zou uitkomen boven het gemeentehuis.”
Urk komt in de media vaak negatief in het nieuws. Terecht?
„De mensen bruisen hier van energie, creativiteit en lef. Dat pakt vaak goed uit, maar kan ook verkeerd uitpakken. Noem een onderwerp als fraude, drugs of criminaliteit in combinatie met Urk en het is inderdaad bingo. We moeten daar maar niet over zeuren. Tegelijk laten de media ook de positieve kant van Urk zien. Bij de opbrengst van collectes staan we altijd bovenaan en dat wordt niet weggestopt.”
Waren zijn ouders op Flakkee lid van de Gereformeerde Bond, na de verhuizing naar de Noordoostpolder ging het gezin over naar de Christelijke Gereformeerde Kerken. Hoewel De Jong nog altijd bij dit kerkgenootschap staat ingeschreven, kijkt hij graag over de kerkmuren heen. „In Amsterdam ben ik een tijdje actief geweest binnen de evangelische beweging. Eigenlijk sta ik met één been in de gereformeerde gezindte en met één been in de evangelische beweging.”
Ook zijn zes kinderen zijn met die combinatie grootgebracht: ze gingen naar de christelijke basisschool in Urk, waarna ze de middelbareschoolperiode doorbrachten op de reformatorische Pieter Zandt Scholengemeenschap. Tegelijk bezochten ze met toestemming van hun ouders evangelische bijeenkomsten.
Riep dat geen spanning op?
„We vonden het een goede gedachte om onze kinderen een wat bredere opvoeding te geven. Het is wel van belang te onderscheiden welke zaken nu echt belangrijk zijn. Dan heb ik er wat minder moeite mee dat ze in een pinksterkerk voor wat andere muziek kiezen en het allemaal wat anders zeggen dan in een reformatorische kerk.”
In de reformatorische kerken wordt juist gewaarschuwd tegen de evangelische beweging.
„Ik ben wel eens bang dat sommige mensen nauwelijks weten waar ze het over hebben als ze de ander betichten van remonstrantisme of arminianisme. Ik ken gelovigen die zich misschien wat arminiaans uitdrukken en op God vertrouwen, maar ook kerkgangers die precies weten welke termen ze moeten gebruiken en niet gericht zijn op God.
Pas was ik op een begrafenis van een oude vrouw uit de pinksterbeweging. Ze heeft een zwaar leven gehad en tot haar 75e bij Tot Heil des Volks gewerkt als hoofd huishouding. Bij haar afscheid wilde ze niet achteromkijken, maar alleen vooruit. Haar grote vraag was: Wat zou God nu voor mij in petto hebben? Ze is gaan bidden voor de stad tot de laatste dag van haar leven. Zo’n levenshouding vind ik prachtig. Vooral bij oudere vrouwen ben ik dat vaker tegengekomen. Hadden wij mannen die levenshouding maar eens wat meer.”
Organiseert u nog altijd speciale mannendagen in Urk?
„De mannendagen leiden een sluimerend bestaan. De inspiratie van ons als organisatoren is wat opgeraakt. Onze positie is ook veranderd ten opzichte van zo’n vijftien jaar geleden. We hebben allemaal kinderen en kleinkinderen gekregen. Het zou mooi zijn als de jongere generatie de organisatie overnam, maar er staan nog geen opvolgers in de rij. Je kunt dat ook niet forceren.
Wel blijft het van belang om mannen eerlijk in de spiegel naar zichzelf te laten kijken. De verleiding is groot om je neer te leggen bij een bepaald verloop van het leven. Ik wil blijven knokken tegen datgene wat niet deugt.”
Waar denkt u dan concreet aan?
„Vooral aan zaken rond huwelijk en opvoeding. We moeten niet verstarren en onze idealen blijven koesteren. Het huwelijk moet dynamisch blijven. Dat gaat niet vanzelf. Ik zie ook veel mensen lijden in de opvoeding van hun kinderen. Op een gegeven moment berusten ze dan in hoe alles nu eenmaal gaat.”
Eerder dit jaar schreef u in De Oogst: „voor iedereen liggen de drie killers gold, girls en glory op de loer.”
„Goud, vrouwen en glorie hebben alles te maken met onze oerzonden. Ik zie dat terug in het rusteloos zoeken naar macht, in de erotisering van de maatschappij en in geldzucht. Laten we ook het materialisme niet vergeten. Het materialisme is fnuikend voor het christelijk geloof. Waarom accepteren we zo gemakkelijk dat er veel armoede is op de wereld? Mensen reageren vaak: „Ik heb toch hard voor mijn geld gewerkt?” Dat is een grote denkfout. Wie heeft ons de gezondheid gegeven, zodat we konden werken? Dan mogen we de beloning voor onze arbeid in dankbaarheid ontvangen en anderen daarin laten delen.”
De sfeer in de woonkamer van De Jong ademt geen tegenstelling met zijn woorden. Het meubilair is oud en eenvoudig. Wat vooral opvalt in de sober ingerichte ruimte zijn de boeken. Overal zijn boekenkasten te zien. Op een bijzettafeltje liggen twee dichtbundels en de ”Pelgrimsreis” van John Bunyan. Op de salontafel ligt het boek ”In alle redelijkheid” van Tim Keller. Daarin verdedigt hij het christelijk geloof richting sceptici en atheïsten. „Ik heb het voor mijn verjaardag gevraagd, omdat ik er zo veel mensen over hoor.”
Volgens een van uw kinderen heeft u minstens 10.000 boeken.
„Door alle boekenkasten hebben we geen behang nodig”, lacht De Jong. „Ik hou van lezen, al lees ik boeken zelden helemaal in één keer uit. Als ik tijd heb, duik ik graag in een boek van de kerkvader Augustinus. Daarnaast hou ik erg van de geschriften van de Deense filosoof Kierkegaard en van de Duitse theoloog Bonhoeffer. Daarin komen de existentiële vragen van het leven aan de orde.”
Er verschijnt binnenkort een boek van uw hand waarin u persoonlijke impressies geeft over gedichten van onder anderen Jacqueline van de Waals en Willem de Mérode. Welk gedicht spreekt u het meeste aan?
„Dan kies ik voor het gedicht van de Lutherse predikant Kaj Munk uit Denemarken, dat hij geschreven heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarin beschrijft Munk zijn doodsstrijd in het volgen van de Heere Jezus. Hij wist als geen ander hoeveel moed en geloofskracht daarvoor nodig is. Drie dagen nadat hij het gedicht heeft geschreven, is hij door de Duitsers opgepakt en doodgeschoten, omdat hij zich verzette tegen de Duitse bezetting in Denemarken. Munk was een dappere held.”
In reactie op een oproep van dr. H. Klink eerder dit jaar in het blad Ecclesia dat theologen, predikanten en juristen zich moeten mengen in de strijd der geesten, verklaarde u dat er dappere strijders nodig zijn. Zijn die er?
„Er zouden meer dappere christenen mogen zijn, maar ze zijn er wel. Dan denk ik vooral aan de gewone man en vrouw op straat die besluiten nemen die voor henzelf nadelig uitpakken, maar dat doen omwille van het geloof.”
Met het blad De Oogst en de website habakuk.nu wil Tot Heil des Volks een profetisch geluid laten horen en tegen de heersende tijdgeest ingaan. Is daar ook dapperheid voor nodig?
„Ach, het zijn alleen nog maar woorden. Het kostte Kaj Munk zijn leven. Dat is bij ons niet het geval. Echt dapper ben je pas als er een prijs tegenover staat. Natuurlijk worden we in deze tijd niet populair als we proberen het roer recht te houden. Wie is nu werkelijk bereid Jezus te volgen? Wie wil zijn leven echt aan God wijden? Het wordt er voor christenen niet comfortabeler op in ons land. Maar als ik dat vergelijk met het lijdende deel van de kerk, moeten wij maar snel onze mond houden.
Ik ben bezorgd over de geestelijke uitholling van de orthodoxie. Echt moe word ik als ik zie hoe mensen wegglijden, bakzeil halen en het niet meer aandurven om de tijdgeest te weerstaan. Wie anders dan de kerk kan het licht van het Evangelie in de duisternis laten schijnen? Ik vond het veelzeggend dat de bekende atheïst Herman Vuijsje zaterdag in Trouw aangaf dat de kerk te lief is geworden. Christenen volgen de wereld op afstand. We moeten pal durven staan voor wat wij op grond van de Bijbel vinden.”
Op internetfora wordt u zelf een liberalenhatende homo-onderdrukker genoemd vanwege uw orthodoxe visie op homoseksualiteit.
„Daar lig ik niet wakker van. Zo’n opmerking moet je niet met een korreltje zout nemen, maar met een grote zak zout.”
U bent voorzitter van het landelijk beraad Bijbel en homoseksualiteit, een groep organisaties die wil vasthouden aan de Bijbelse visie. Hoe kijkt u aan tegen de discussie in deze krant over de vraag of het verstandig is een nota over dit thema aan minister Plasterk te overhandigen?
„Het is een voorbeeldige nota van de VGS. De Bijbelse visie wordt onverkort gehandhaafd. Wat mij vooral trof was de fijngevoelige toonzetting. Dat is in de maatschappelijke discussie bijna net zo belangrijk als de inhoud van een betoog. Je ontkomt er in deze tijd niet aan om zaken zwart-op-wit te zetten en dat aan anderen te presenteren.”
Over de nota van de ChristenUnie met betrekking tot homoseksuele relaties was u ronduit negatief.
„Ik houd nog steeds mijn hart vast welke kant het binnen mijn partij opgaat. Dat vind ik heel spannend. Van mij mogen onze politici wel wat meer risico nemen en uitkomen voor hun orthodoxie. Het is nu allemaal zo politiek correct. Tegelijk hoor ik minister Plasterk op veel bijeenkomsten in het land wel zijn zegje doen. Durft minister Rouvoet zich nog te vertonen bij christelijke homo-organisaties als RefoAnders, Different of Onze Weg?”
Het Amsterdamse ex-deelraadslid Yvette Lont is uit de partij gestapt vanwege de partijnota over homoseksualiteit. Heeft zij een punt?
„We moeten altijd proberen met respect over anderen te spreken en tegelijkertijd niet af te wijken van wat God ons heeft geleerd. Lont had in de discussie niet de goede toon getroffen. Nu is dat over dit thema ook bijna onmogelijk. Een botsing is niet altijd te voorkomen, maar Lont lijkt bewust een frontale botsing te hebben opgezocht.”
Wat zijn voor u hoogtepunten in uw werk bij Tot Heil des Volks?
„Als mensen tot geloof komen. Ook ben ik erg blij als mensen met uiteenlopende kerkelijke achtergronden elkaar weten te vinden, zoals destijds op Urk bij de start van Waypoint. Die eendracht heb ik ervaren als een klein pinkstermoment. Op zo’n moment gaat mijn hart branden.”
U blijft gedreven om zich in te zetten voor mensen aan de rand van de maatschappij?
„Mensen noemen mij gedreven, al ben ik niet altijd even goed te volgen. Daar lopen anderen wel eens tegenaan. Ik wil in mijn leven mensen met Christus bekendmaken. Wat voor werk ik ook zou doen, ik zou nooit over Hem kunnen zwijgen. We zijn niet op aarde om bakken geld te verdienen, maar om God te eren. Mensen zijn opgebleven voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen, maar liggen we wel eens een nacht wakker van de vraag wat God met ons eigen leven wil?”