Europa komt met plan voor koffie
Europa wil ontwikkelingslanden met een kwakkelende koffieteelt helpen bij de omschakeling naar andere producten. Europees commissaris Nielson (Ontwikkelingshulp) komt begin volgend jaar met een strategisch plan.
De Wereldbank en de Internationale Koffieorganisatie (ICO) zullen daarvoor een studie verrichten. De Europese Unie en het bedrijfsleven moeten vervolgens akkoorden sluiten met landen die overschakelen op andere producten, over markttoegang en afname daarvan.
Vooral door de grote nieuwe aanplant in grote koffielanden als Brazilië en Vietnam is er de laatste jaren sprake van overproductie en sterke prijsdalingen. De tussenhandel steekt die winst in de zak, waar landen met een marginale productie als Ethiopië en Eritrea sterk lijden onder de lage prijzen. Volgens staatssecretaris Van Aardenne (Ontwikkelingssamenwerking), die dinsdag in Brussel met haar EU-collega’s overlegde, is het tijd om Europese initiatieven te nemen. België vroeg daar al eerder om, na klachten vanuit Afrika over de moeilijke situatie op de markt.
„Van koffie- naar sperziebonen”, noemt Van Aardenne deze aanpak. Zij vindt het van groot belang dat landen die overschakelen op meer winstgevende producten deze wel kunnen afzetten. Overleg met marktpartijen, waaronder Albert Heijn-moederconcern Ahold, heeft haar geleerd dat het bedrijfsleven daaraan wil meewerken via partnerschapsovereenkomsten. „Dit soort grote problemen kun je ook alleen oplossen via publiek-private samenwerking”, aldus Van Aardenne. „Het zal wel jaren duren voordat dit soort grote problemen goed is opgelost.”
Van Aardenne is geen voorstander van het uit de markt nemen van grote partijen koffie. „Dat werkt op termijn alleen averechts.” De CDA-bewindsvrouwe stelt dat de Nederlandse koffiebranche, op de wereldmarkt een belangrijke speler, zelf ook het belang ziet van eerlijker handel op dit terrein. „Ze merken ook dat consumenten daar gevoeliger voor worden. De branche wil van het negatieve imago af.”
Nederland voerde dinsdag in Brussel met Frankrijk overleg over de problemen op de koffiemarkt, maar ook over een gezamenlijke aanpak van armoedebestrijding en promotie van eerlijke handel. Beide landen gaan samen bekijken welke grote hinderpalen er zijn voor privé-investeringen in bijvoorbeeld Afrika en hoe werkgeversorganisaties sneller in ontwikkelingslanden activiteiten kunnen ontwikkelen.
In dat verband zullen beide landen gezamenlijk studiebijeenkomsten houden. Ook pleiten zij voor een einde aan de volgens Van Aardenne „oneerlijke concurrentie” op bijvoorbeeld de katoenmarkt. De EU subsidieert katoen uit de eigen zuidelijke lidstaten voor een prijs van 2 tot 2,80 euro per kilo. Een kilo katoen uit de Franse ex-kolonie Mali levert op de wereldmarkt echter slechts 1 euro op. Van Aardenne: „Dat soort praktijken moet je binnen Europa uitbannen, anders levert het een land dat bijvoorbeeld van koffie overschakelt op katoen niets op.”
De EU-bewindslieden voor ontwikkelingssamenwerking zullen zich ook buigen over de hongersnood in Zuidelijk-Afrika. Evenals in Ethiopië en Eritrea dreigen in de zuidelijke Afrikaanse landen 14 miljoen mensen door honger om het leven te komen. Volgens Van Aardenne is directe financiële steun onvermijdelijk. Om dergelijke rampen in de toekomst te voorkomen, dringt zij tegelijkertijd aan op betere benutting van voedselvoorraden, een nieuwe landbouwpolitiek en een nieuwe aanpak van het voedselmanagement in Afrika.