Slob en Rob blijven het oneens
Is er bij D66 een voorzichtige omslag te constateren als het gaat om religie? Doet de partij afstand van haar laïcistische agenda, waarbij een sterke scheiding geldt tussen kerk en staat? Slechts in beperkte mate, zo bleek zaterdag tijdens een debat over vrijheid op de jaarvergadering van de D66-jongeren in het Friese Grou.
ChristenUniefractievoorzitter Slob was uitgenodigd om het thema ”vrijheid” kort in te leiden en daarna vragen over het onderwerp te beantwoorden. Slob daagt de D66-jongeren uit door te stellen dat liberale partijen als het gaat om doorwerking van het begrip vrijheid „blinde vlekken” hebben. Hij vraagt hun concreet of zij ook religieuze argumenten in politieke debatten willen accepteren. „Dat is de consequentie van de vrijheid van godsdienst. En vrijheid is iets wat liberalen aan moet spreken”, zo houdt hij zijn gehoor voor.In het verleden wilde D66 niets weten van religie in het publieke domein, zo doceert de oud-leraar geschiedenis en maatschappijleer. Maar sinds D66-leider Pechtold enkele weken geleden in het dagblad Trouw een opiniestuk publiceerde over de waarde van religie, lijkt de partij terug te komen van „haar laïcistische agenda.” Slob is daar blij mee: „Immers, scheiding tussen kerk en staat is niet hetzelfde als scheiding tussen geloof en politiek.”
Ook op het gebied van de vrijheid van onderwijs heeft D66 enkele blinde vlekken, zo prikkelt Slob zijn gehoor. „Waarom mogen scholen van de partij niet de vrijheid hebben om docenten te weigeren en te ontslaan, bijvoorbeeld vanwege een homoseksuele leefwijze? En waarom mogen scholen niet zelf bepalen welke leerlingen ze wel en niet aannemen?”
„Wat is laïbisme, of zoiets?” is een van de eerste vragen die Slob tijdens de vragenronde moet beantwoorden. Want van die term, die toch zo kenmerkend is voor D66, hebben de jongeren nog nooit gehoord. Hoewel hij het impliciet al had gedaan, legt de oud-leraar uit dat laïcisme het streven is om uit het openbare leven alle godsdienstige uitingen terug te dringen.
„Vrijheid van godsdienst is oké”, zo zegt een wat oudere jongere, „zeker nu we de islam op zien komen, maar ik wel wil één school voor iedereen.” Slob: „Ik ben blij met de opmerking over de vrijheid van godsdienst, maar neem nu ook die hobbel van de onderwijsvrijheid. Ouders mogen toch wel vrijheid hebben om hun kinderen te sturen naar de school die zij wensen? Dat is zo liberaal als wat.”
„Mag minister Plasterk van u nu wel of niet bepalen dat docenten vanwege hun homoseksuele geaardheid ontslag krijgen?” zo vraagt een ander jonge democraat. Slob kruipt opnieuw in zijn rol als leraar en legt uit dat deze zaak wat anders in elkaar zit: „Er zitten al begrenzingen in de wet als het gaat om het ontslaan van docenten met een homoseksuele leefwijze. En ontslag vanwege geaardheid is niet aan de orde. Mijn punt is dat de overheid scholen niet moet opleggen wat ze wel en niet mogen doen. Dat kan soms pijn doen. Dat is de consequentie van tolerantie. Soms moet je dingen toestaan die je zelf niet wilt. In die traditie heeft Nederland altijd gestaan.”
Zo kan Slob de kritiek van de jonge democraten aardig pareren. Hij lijkt ook wel enig begrip voor zijn standpunten te krijgen. Maar dan komt Rob, aangekondigd als degene die officiële standpunt van de Jonge Democraten gaat verwoorden: „Wij zien godsdienst als een vorm van levensovertuiging, dus de aparte bepalingen in de Grondwet over de vrijheid van godsdienst mogen verdwijnen. U mag kerken bouwen, maar dan moet u wel accepteren dat homo’s mogen trouwen. En wat betreft de tolerantie: die moet ú pijn doen.”
Daar kan Slob natuurlijk niets mee. Hij legt nog weer eens uit dat de vrijheid van godsdienst alles te maken heeft met de wordingsgeschiedenis van Nederland en dat kerkenbouw niet ingeruild moet worden tegen het homohuwelijk. Maar het mag niet baten: Slob en Rob blijven het oneens.