Hoofdverdachte hiv-zaak ontkent moedwilligheid
„Ik heb nooit de intentie gehad mensen moedwillig te besmetten. Dat heb ik ook nooit gedaan.”
Dat verklaarde de hoofdverdachte in de geruchtmakende hiv-zaak, Peter M., vrijdag op de laatste zittingsdag voor de rechtbank in Groningen.Volgens M. overheersen bij hem gevoelens van schaamte en spijt. „Het valt me zwaar allemaal. Ik heb nooit verkeerde bedoelingen gehad”, zei hij. „Ik heb nooit iets beraamd of gepland. Het verkrachten en bewust besmetten van mensen vind ik een verwerpelijke gedachte. Daar distantieer ik me echt van.”
Volgens de verdachte was er sprake van een subcultuur onder homoseksuele mannen. „In mijn visie moet dit alles in een brede context worden gezien. Er was sprake van een cultuur waarin iedereen zijn eigen risico’s nam en de grenzen opzocht. Een subcultuur van drugs- en alcoholgebruik en onveilige seks, waaraan veel mensen meededen en waarvoor iedereen ook steeds terugkwam.” M. zegt naïef te zijn geweest en risico’s te hebben onderschat. „Onder invloed van drugs heb ik verkeerde keuzes gemaakt.”
Medeverdachten Hans J. en Wim D. boden de slachtoffers hun verontschuldigingen aan. „Er zullen aangevers zijn die nog veel vragen hebben die tijdens de zitting niet zijn beantwoord. Voor die mensen ben ik bereid tot een gesprek”, zei J.
De officier van justitie en de advocaten van de verdachten gebruikten de laatste zittingsdag vooral om elkaar over en weer te beschuldigen. Volgens de advocaten heeft justitie zich schuldig gemaakt aan „slordig en kritiekloos onderzoek.” De officier van justitie meent dat de advocaten hun cliënten de opdracht hebben gegeven de slachtoffers zwart te maken, door het beeld te schetsen dat de mannen ook buiten de seksfeesten vaak op onveilige wijze seksuele gemeenschap hadden.
Op 31 oktober bepaalt de rechtbank wanneer hij uitspraak doet. Hij mikt op 12 november. De zaak is echter zo complex dat er mogelijk meer dan twee weken nodig zijn om tot een vonnis te komen, aldus de rechtbankvoorzitter.