Terdege / EigenWijs / Het Zoeklicht
„De strijd der geesten wordt in de gereformeerde gezindte veel te oppervlakkig gepeild”, zegt ds. P. den Ouden in een interview met het blad Terdege over de apologeet Tertullianus. Volgens de hersteld hervormde predikant uit Wouterswoude moeten we de invloed van diens apologetiek niet overschatten.
„Tertullianus was zo zwart-wit, dat het advocaten van heidense zijde ongetwijfeld weinig moeite heeft gekost de zwakke plekken in zijn betoog aan te wijzen. Hij verwachtte ook niet dat door zijn apologetiek iets zou veranderen. Hij was meer uit op getuigen dan overtuigen. Tertullianus stelde nuchter vast dat de wereld zich niet wil laten overtuigen. Omdat ze de waarheid ontkent, kan ze niet anders dan de toevlucht nemen tot onrecht. Daarin kunnen we van hem leren. Ik ben geen somberaar, maar we moeten niet denken dat we de vijandschap van de wereld weg kunnen nemen door het christelijk geloof uit te leggen en toe te lichten. Die vijandschap berust niet op een misverstaan van het Evangelie, maar op een intuïtieve afkeer van het Evangelie. Het was ongetwijfeld goed bedoeld, maar het uitnodigen van minister Plasterk door een reformatorische scholengemeenschap vind ik de onnozelheid ten top. De strijd der geesten wordt vandaag in de gereformeerde gezindte veel te oppervlakkig gepeild.”„Wat heeft Jeruzalem te maken met Athene, de kerk met de academie, de christen met de ketter”, zei Tertullianus. Daarin kunt u zich vinden?
„Zonder meer. Augustinus zegt hetzelfde. Hij zet Jeruzalem scherp tegenover Babylon. Calvijn volgt hem in dat spoor. Daarvoor konden beide kerkvaders zich beroepen op tal van teksten in de Bijbel. Wie een vriend van de wereld wil zijn, is een vijand van God, schrijft Jakobus. Deze teksten worden onder ons momenteel te veel weggemoffeld. Ik heb de indruk dat de begeleide confrontatie op de reformatorische scholen soms neigt naar begeleide acceptatie.(is2m(
Daarmee snij ik tegelijk in eigen vlees, want ten diepste ben ik een cultuurliefhebber, maar we moeten wel kritisch blijven. Ik volg professor A. van de Beek niet in alle opzichten, maar op dit punt val ik hem volledig bij. Je ziet in de gereformeerde gezindte een herhaling van het neocalvinisme. De jonge generatie heeft gestudeerd, is wereldwijs geworden en maakt zich nu druk om de cultuuropdracht waarmee Van de Beek de vloer aanveegt.
Van Noordmans heb ik geleerd dat een christen niet denkt vanuit het begin, de scheppingsopdracht. Dat is Kuyper, dat is veel te optimistisch. Wij moeten denken vanuit het einde, we verwachten naar Gods belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Vandaar ook Noordmans’ pleidooi voor soberheid en eenvoud. Dat de gereformeerde gezindte hier geen raad mee weet, zegt veel over haar toekomstverwachting. Wie niet verlangt naar de terugkomst van de Bruidegom, gaat met de wereld vrijen.””
EigenWijs
Het eerste nummer van het opvoedingsmagazine EigenWijs (nieuw initiatief van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten) is gewijd aan het thema alcohol. Enkele redactieleden gingen een avondje uit in Schelluinen.
„Iets over negenen stappen vier jongeren de grote zaal binnen: twee jongens, twee meiden. Trui, keurige blouse, nette rok, vlotte laarzen. Gereformeerde Gemeenten in Nederland, Oud Gereformeerd zijn ze. En in Schelluinen komen ze maar een enkele keer.
Of het verantwoord is hier als christen te komen? „Tja, wat moet je anders doen op zaterdagavond?” De meiden drinken fris, de jongens een biertje. Drie, maximaal vier per avond.
Iets verderop zitten drie jongedames en een jongen. Twee van de vier zijn nog geen 16. Officieel mogen zij niet eens binnenkomen. Alcohol drinken de jongste twee niet. Een oudere bezoekster is de Bob - de ”bewust onbeschonken bestuurder”. „Als ik Bob ben, drink ik geen alcohol. Anders wel, maar nooit te veel.”
Maar alcohol is wel handig om een beetje in de stemming te komen. „Van een paar drankjes raak je wat losser.” Een van de anderen vult aan: „Maar te veel alcohol is ook niet leuk meer.”
Over te veel drank weten de buurjongens mee te praten. Allemaal gereformeerde gemeenten-jongens. „Ja, ik ben wel een paar keer dronken geweest. Als ik dan thuiskom en moet kotsen, zeggen mijn ouders: „Is het weer zo ver?” Het meest vervelende is de volgende dag.”
Lachend wijst hij naar een andere jongen: „Dat is echt de grootste zuipschuit van ons allemaal.” Of de jongen weet waarom hij dronken wordt? „Telkens wordt er door één van de groep een biertje gehaald en doe je weer mee. Zonde om af te slaan. Op een gegeven moment weet je dan niet meer hoeveel je erop hebt.”
De meeste jongens spreken thuis wel eens met hun ouders over hun avondjes uit. „Mijn vader wacht op mij tot ik thuis kom. Dan drinken we samen nog een biertje en praten we even na.”
Intussen valt er onder luid gejoel een bierflesje kapot. Of de jongens vinden dat refo’s hier kunnen komen? „Tja, bekeerde mensen komen hier niet. Dan vind je andere dingen belangrijk en heb je niet meer de behoefte hier meiden te komen kijken.”
Zijn vriend: „Maar je moet het niet overdrijven. Af en toe is er hier één dronken. Wat is het verschil tussen een verjaardag en hier? Het gaat er hier toch best netjes aan toe? Niet te vergelijken met een disco.”
Intussen houdt een uitsmijter de boel in de gaten. Een verhitte jongen, die naar zijn rokende maatjes buiten wil lopen, wordt door de beveiliger aan zijn arm getrokken en tegengehouden: „Wij gaan hier niet met een bierglas naar buiten, gozer.”
Het Zoeklicht
In deze tijd is de gave van onderscheiding van geesten een grote noodzaak, schrijft Feike ter Velde in Het Zoeklicht. Er dienen zich volgens hem geesten aan in de vorm van allerlei leringen en nog vreemdere praktijken. Het overdragen van de Heilige Geest door handoplegging bijvoorbeeld.
„Een belangrijke stelregel is dat de prediking van het Evangelie moet gaan om de Here Jezus Christus. De Geest, die God is, spreekt niet van Zichzelf, maar van Jezus (Joh. 16:14-15). Daar moet iedere luisteraar in worden getraind: spreekt hij over Jezus. En dan niet over Jezus als ’wonderdoener’, maar als Heiland en Here! Men kan namelijk ook een ándere Jezus verkondigen en in die naam wonderen denken te doen. Het gaat om Jezus die voor ons heeft geleden, die voor ons is gestorven, is opgestaan en leeft. Die Jezus die alles voor ons wil betekenen. De Geest is er alles aan gelegen om ons te veranderen naar het beeld van Jezus.
De Heilige Geest is God en die is niet overdraagbaar van de ene mens op de andere, bijvoorbeeld door handoplegging. Die praktijk geschiedt vaak in charismatische kringen, maar moet als on-Bijbels worden gezien. Omdat de Geest God is, kunnen mensen daar niet over beschikken. Als we horen: Kom naar voren voor de ’doop in de Geest’, of voor bepaalde gaven van de Geest, dan moeten we groot wantrouwen hebben tegen deze predikers. De prediking moet Bijbels zijn, met Christus als middelpunt en volledig onder de autoriteit van de Heilige Geest. Die prediking moet objectief zijn, zonder aanzien des persoons, zonder bijbedoeling of de gedachte bij de prediker tot het behalen van resultaat. De prediker behoort te staan voor het Aangezicht van de levende God, volledig van Hem afhankelijk. De toepassing van het Woord geschiedt door de Geest en is subjectief! Daar staat de prediker buiten! Iedere prediker die resultaatgericht is, preekt uit verkeerde motieven. We moeten dat onderscheiden. Als gezegd wordt tot het gehoor: „doe dit, dan krijg je dat”, dan moeten we oppassen. Daar zit een verkeerd motief achter. Men wil op de plaats van God, van de Geest, gaan staan om met dat wat dan gebeurt de ’preek’ kracht bij te zetten. Zo vestigt de prediker de aandacht op zichzelf, verheft zichzelf boven zijn toehoorders als iemand die iets te bieden heeft. Het is de van oorsprong roomse dwaling van de priester en het volk. Er zit achter: zonder mij kom je niet verder. Als ik je nu de handen opleg, krijg je de Geest, ga je in tongen spreken, word je genezen etc.
Zo worden mensen op het verkeerde been gezet, de prediker wordt ’aanbeden’ als geweldenaar van God.”
Er is veel persoonsverheerlijking in deze kringen, tot in het absurde toe. Het kan dus nooit zijn: doe dit dan krijg je dat.
Wat we krijgen bepaalt God, omdat Hij weet wat we nodig hebben, ook van Zijn Geest. Hij deelt de Geest toe en ook de gaven (1 Kor. 12:13).”