B. kreeg tijdens een pro–formazitting op 11 september te horen dat zijn voorlopige hechtenis werd opgeheven, maar werd kort daarna alsnog aangehouden op verdenking van het versturen van poederbrieven. De rechter–commissaris bepaalde echter vorige week woensdag dat er onvoldoende reden was B. nog langer vast te houden, omdat de kans op herhaling klein is en er geen sprake is van een geschokte rechtsorde.Het openbaar ministerie (OM) ging tegen het besluit van de rechtbank in beroep, omdat er volgens het OM voldoende gronden zijn om B. achter de tralies te zetten. De raadkamer van de rechtbank bevestigt echter nu het oordeel van de rechter–commissaris en heeft de vordering tot inbewaringstelling afgewezen.