Syrische Koerden wachten gespannen af
De meeste Syrische Koerden leven bij de grens met Irak en hebben de laatste jaren jaloers naar hun broeders aan de andere kant van de grens gekeken. Die hebben een eigen bestuur en verdienen aan de olie in het gebied, terwijl ze tegen een aanval van Saddam Hussein worden beschermd door Amerikaanse en Britse vliegtuigen.
Nu de Iraakse Koerden nog sterker komen te staan als mogelijke bondgenoten in een oorlog tegen Saddam Hussein, verheffen ook de Koerden in buurland Syrië hun stem. Zij vragen een gelijke behandeling en het recht op onderwijs en kranten in het Koerdisch. Dingen die in Syrië verboden zijn omdat de autoriteiten de Koerdische minderheid daar met wantrouwen bekijken. Toch lijkt de regering sinds kort iets bereidwilliger om zich open te stellen voor de Syrische Koerden.
„De Koerden maken integraal deel uit van de Syrische samenleving en moeten dezelfde rechten hebben als Syrische burgers”, stelt Mrwan Zirki, de leider van een van de veertien Syrisch-Koerdische partijen, waarvan er geen een door de regering wordt erkend. „Ik ben in dit land geboren en heb in dit land geleefd en gediend”, zegt de 60-jarige Ibrahim Omari. „Mijn bloed is puur Syrisch.”
De Koerden stammen af van een oude bevolkingsgroep die leefde in een gebied dat vandaag de dag verspreid ligt over Iran, Turkije, Irak en Syrië. Door de eeuwen heen zijn de Koerden onder verschillende heerschappijen komen te vallen en de afgelopen tien jaar zijn duizenden Koerden gedood tijdens opstanden die hardhandig werden neergeslagen in Turkije en Irak.
De Syrische Koerden is dat lot bespaard gebleven maar zij beklagen zich, samen met westerse mensenrechtengroeperingen, over de schending van hun rechten doordat zij stelselmatig worden genegeerd in de arme provincies Hasakeh en Qamishli waar de meeste van hen wonen. In de Syrische grondwet wordt geen melding gemaakt van de 1,5 miljoen Koerden die in het 18,3 miljoen inwoners tellende land wonen.
Ongeveer 160.000 Koerden is de Syrische nationaliteit ontzegd, wat betekent dat zij niet mogen stemmen, geen eigendommen kunnen hebben, niet naar openbare scholen mogen en niet voor de overheid mogen werken. Ze dragen speciale rode identiteitskaarten bij zich waaraan men kan zien dat zij ’buitenlanders’ zijn.
Nog eens 75.000 Koerden worden helemaal niet erkend en bezitten zelfs geen identiteitskaart. Zij kunnen niet in het ziekenhuis worden behandeld of bijvoorbeeld trouwen. Zij worden de ”maktoumeen”, ofwel niet-geregistreerden, genoemd.
Een van die maktoumeen is de 18-jarige Rankeen. Hij zegt zo wanhopig te zijn dat hij naar Duitsland wil emigreren. „Het is alsof ik niet besta. Als ik sterf, kan niets bewijzen dat ik ooit heb geleefd”, verklaart hij.
Rankeen is geboren in Syrië, maar zijn opa werd het Syrisch staatsburgerschap in 1962 afgenomen omdat hij illegaal uit Turkije naar Syrië zou zijn gekomen.
De regering houdt vol dat Koerden die uit Turkije of Syrië zijn gekomen geen Syriërs zijn, maar dat Koerden die Syrisch staatsburger zijn dezelfde rechten hebben als andere Syriërs.
Syrië, Turkije en Iran vrezen dat een oorlog in Irak zal leiden tot de stichting van een onafhankelijke Koerdische staat in Noord-Irak en tot een nieuwe impuls voor de Koerdische onafhankelijkheidsstrijd. De Iraakse Koerden doen hun uiterste best de omringende landen -en de Verenigde Staten- ervan te overtuigen dat zij alleen autonomie binnen Irak nastreven. De Syrische Koerden zeggen zich ook niet te willen afscheiden van Syrië, maar alleen in culturele, sociale en politieke vrijheid te willen leven.
Toch lijkt de Syrische regering in de huidige omstandigheden een mildere houding aan te nemen. Zo had vice-president Abdul-Halim Khaddam onlangs een ontmoeting met een delegatie Iraakse Koerden. En een -normaal gesproken niet getolereerde- bijeenkomst van Syrisch-Koerdische groeperingen onlangs om te pleiten voor hun zaak, werd niet verboden en zelfs bijgewoond door Syrische intellectuelen.