Amerika herdacht vandaag de aanslagen, onder meer met een plechtige bijeenkomst in New York, waar zeven jaar geleden de twee torens van het World Trade Center (WTC) werden vernietigd. Hierbij waren onder anderen John McCain en Barack Obama aanwezig, de presidentskandidaten voor de Republikeinse en de Democratische Partij. Veiligheid speelde vier jaar geleden een centrale rol in de Amerikaanse presidentsverkiezingen, maar het onderwerp is nu verdrongen door de economische problemen waarmee de VS worstelen.Volgens het rapport is er enige vooruitgang geboekt op het gebied van veiligheid. Havens worden beter beschermd, Amerika heeft zijn voorraden chemische wapens verkleind en de financiering voor samenwerking met Moskou voor het beveiligen van de Russische kernwapens is verruimd. De samenwerking met Moskou op dit gebied wordt echter bedreigd door de onenigheid tussen beide landen over het Russische optreden in Georgië.

Verder zien de onderzoekers weinig internationale vooruitgang in de samenwerking om te voorkomen dat terroristische organisaties de hand leggen op massavernietigingswapens. Dit is volgens het rapport „het grootste gevaar dat Amerika bedreigt.”

Een apart rapport van de Democratische fractie in het parlement is nog kritischer dan het Partnership for a Secure America. Volgens het Democratische rapport heeft president Bush „vrijwel geen enkele belofte betreffende de verbetering van Amerika’s veiligheid waargemaakt.”

Witte Huiswoordvoerster Dana Perino kritiseerde deze conclusie als „erg eenzijdig.” Minister van Binnenlandse Veiligheid Michael Chertoff erkende gisteren echter dat Amerika kwetsbaar blijft, „vooral in de luchtvaartsector.”

De aanslagen van 2001 werden gepleegd met gekaapte vliegtuigen, waarvan er twee in het WTC werden gevlogen en een derde toestel boorde zich in het ministerie van Defensie in Washington. Een vierde vliegtuig stortte neer in Pennsylvania, waarschijnlijk omdat de passagiers besloten tegen de kapers in actie te komen. Bij de aanslagen kwamen bijna 3000 mensen om het leven.

Internationaal veel verdeeldheid over de daders

Zeven jaar na de aanslagen van 11 september 2001 op de Verenigde Staten, bestaat internationaal nog steeds veel twijfel over de daders. Dat blijkt uit een onderzoek in zeventien landen, waarvan de resultaten donderdag door WorldPublicOpinion.org zijn gepubliceerd.

Slechts in negen landen gelooft een meerderheid van de bevolking dat de radicaalislamitische organisatie al–Qaeda achter de aanslagen zat, zoals Washington beweert. In islamitische landen en gebieden worden vaak Israël en de Verenigde Staten zelf genoemd. In Egypte stelt 43 procent van de ondervraagden dat Israël de aanslagen pleegde, in Jordanië 31 procent en 19 procent in de Palestijnse gebieden. Van de Turken noemt 36 procent de Amerikanen, van de Palestijnen 27 procent.

In het westen zijn het vooral de Duitsers (23 procent) en Italianen (15 procent) die vermoeden dat Washington de boosdoener was. Van de Britten zegt 26 procent niet te weten wie achter de aanslagen zat.

De Verenigde Staten herdenken donderdag voor de zevende keer de aanvallen met vier gekaapte vliegtuigen, waarbij in totaal bijna drieduizend slachtoffers vielen. De campagne voor de presidentsverkiezingen wordt uit respect voor de doden een dag onderbroken, beloofden zowel Republikeinen als Democraten.

De Republikeinse presidentskandidaat John McCain en zijn Democratische tegenstrever Barack Obama kondigden aan samen de plek van de aanslagen in New York te bezoeken. Volgens een woordvoerster van Obama zullen er geen toespraken worden gehouden: „De politiek wordt even opzijgezet".

De officiële herdenkingsceremonie begint om 8.40 uur plaatselijke tijd (14.40 uur Nederlandse tijd), kort voor het tijdstip waarop zeven jaar geleden het eerste vliegtuig zich in een van de torens van het World Trade Center boorde. McCain en Obama worden later op de dag op Ground Zero verwacht.