Wel legaal maar niet wenselijk
Voorheen winstgevende concerns als HEMA blijken plotsklaps in de rode cijfers te zijn beland nadat ze zijn overladen met schulden door opkoopfondsen. Als klap op de vuurpijl krijgen ze wel honderden miljoenen terug van de fiscus. Drie prominente hoogleraren bieden minister Bos (Financiën) een helpende hand.
Sprinkhanen worden ze wel genoemd. Ze kopen bedrijven op en vreten ze kaal, om ze vervolgens door te verkopen aan de hoogste bieder. En dat over de ruggen van werknemers. Het mag duidelijk zijn: de werkwijze onder private-equityfondsen (opkoopfondsen) ontmoet veel kritiek.Niet in alle gevallen is die overigens terecht. Zo geldt in het algemeen dat, wil een opkoopfonds geld verdienen aan een transactie, een opgekochte onderneming na verloop van tijd wél weer met winst moet worden verkocht. Het bedrijf moet er onder het private-equitybewind dus wel enigszins beter op worden. Een kaalgeplukte kip wil niemand hebben. Daarnaast kloppen opkoopfondsen doorgaans pas op de deur van een onderneming wanneer ze kansen zien die het zittende management schijnbaar onvoldoende benut.
Diverse excessen hebben het imago van opkoopfondsen in de achterliggende periode echter geen goed gedaan. De aankoop en latere verkoop -met winst- van PCM door het investeringsfonds Apax is hiervan een goed voorbeeld. Voor de komst van Apax had PCM een schuld van slechts 24 miljoen euro. Na het vertrek van Apax bleef de krantenuitgever tamelijk berooid achter met een schuld van 590 miljoen euro. Nagenoeg al het eigen vermogen was aan het concern onttrokken.
Eind vorige maand kwam hier een nieuw exces bij. Na het bestuderen van jaarverslagen van enkele door private-equityfondsen opgekochte ondernemingen onthulde de Volkskrant dat de Belastingdienst in 2007 meer dan 400 miljoen euro heeft overgemaakt naar dergelijke bedrijven.
Deze bedrijven, zoals HEMA, afvalbedrijf Van Gansewinkel en kabelmaatschappij Ziggo, zijn na de overname door opkoopfondsen opgezadeld met zo’n hoge schuldpositie dat ze door de zware rentelast niet langer winst maken en dus ook geen vennootschapsbelasting hoeven te betalen. Door de verliezen te verrekenen met de winst die in het voorgaande jaar nog wel werd gemaakt, krijgen de fondsen vele miljoenen terug van de Belastingdienst.
Overigens maken de nieuwe eigenaren ondertussen wél flinke rendementen. Dit omdat juist zij een belangrijk deel van de leningen verstrekken aan het eigen bedrijf. Zo betaalt HEMA een fikse rentevergoeding van 13,5 procent voor een lening die aan het concern is verstrekt door eigenaar Lion Capital.
Saillant detail: voor de overname door opkoopfondsen presteerden de desbetreffende bedrijven over het nog algemeen prima. Voor zover bekend boekte HEMA in zijn lange bestaan zelfs nog nooit een verlies.
De werkwijze van opkoopfondsen is volkomen legaal. Ze maken gehaaid gebruik van de mogelijkheden die het Nederlandse fiscale stelsel hun biedt. Maar of de gekozen methode ook wenselijk is, is een andere vraag.
Leo Stevens, emeritus hoogleraar fiscale economie en kroonlid van de SER, vindt van niet. Hij stelde onlangs de retorische vraag „of het maatschappelijk gewenst is dat goedlopende bedrijven door een fiscale handigheid belasting ontvangen in plaats van die te betalen.”
Bos stuurt binnenkort een notitie over opkoopfondsen naar de Tweede Kamer waarin hij ook zal ingaan op mogelijke maatregelen tegen deze dubieuze praktijken van opkoopfondsen. Hij liet dit weten nadat een ruime meerderheid in de Tweede Kamer zijn zorgen uitsprak over de geconstateerde ontwikkeling.
Bos heeft in dit verband al met instemming kennisgenomen van een advies van drie hoogleraren fiscaal recht: Frank Engelen (Universiteit Leiden), Stef van Weeghel (UvA) en Henk Vording (Universiteit Leiden).
Het drietal lanceerde vorige week het voorstel om de aftrekbaarheid van betaalde rente bij leningen binnen een concern op te heffen, waarmee voor opkoopfondsen de prikkel vervalt om de overname van ondernemingen te financieren met geleend geld.
Een goed idee, niet in de laatste plaats omdat uit diverse onderzoeken blijkt dat overnames gefinancierd uit vreemd vermogen bovengemiddeld vaak resulteren in een faillissement van de overgenomen partij.