Opinie

Oproep tot geloof mag niet ontbreken

De noodzakelijke oproep tot geloof is ook bij Alexander Comrie en ds. G. H. Kersten te vinden, schrijft ds. C. Harinck. Hun theologische visie is daarom niet antinomiaans te noemen, zoals drs. G. A. van den Brink stelt in een interview (RD van 28 augustus).

5 September 2008 10:43Gewijzigd op 14 November 2020 06:19

Met mensen en vooral theologen een etiket op te plakken, moet men voorzichtig zijn. Ik denk dat we ons hierin dikwijls bezondigen. In het interview met drs. G. A. van den Brink over zijn vertaling van het boek van Herman Witsius worden enkele bekende theologen zoals A. Comrie, G. H. Kersten en A. Kuyper van antinomiaanse leerstellingen beschuldigd. Dit beweegt mij om hierover iets op te merken. Ik beperk mij dan ook tot deze door Van den Brink geponeerde gedachte. Te meer omdat ik het door Van den Brink vertaalde boek niet heb gelezen.Ik begrijp uit het artikel dat Van den Brink het boek van Witsius van een behoorlijke inleiding heeft voorzien. In die inleiding geeft hij een analyse van de twisten tussen de antinomianen en de neonomianen. Volgens de bespreking van het vertaalde boek gaat drs. Van den Brink hierin verder dan een analyse van de strijd die in die tijd in Engeland en New England (Amerika) speelde. Hij betrekt daar ook Comrie en Kersten bij en zegt dat hij onder Nederlandse gereformeerde theologen volop antinomiaanse opvattingen tegenkomt.

Wat nu eigenlijk de antinomiaanse opvattingen zijn, wordt de lezer van het interview niet duidelijk. Ik acht dit echter wel belangrijk. Ik denk namelijk dat men bij kennisname van de leerstellingen van de antinomianen, Comrie en Kersten daarvan niet kan beschuldigen.

Wat leert nu de antinomiaan? De antinomianen zijn in oorsprong theologen geweest die de vrije genade wilden benadrukken. Zij streden tegen het zogeheten neonomianisme. Dat leerde dat God na de val op nieuwe voorwaarden met de mens handelt. Op grond van berouw, levensverbetering en geloof in Jezus Christus zou God nu de mens het eeuwige leven schenken.

Crisp
De leerstellige antinomianen gingen hiertegen in. Zij bestreden vooral het wetticisme en het vermengen van werk en genade. Het was hun erom te doen de eer van de zaligheid aan God te geven. Zij wilden dat de gelovige alles in Christus en niets in zichzelf zou vinden. Sommigen zijn daarin echter ontspoord. De bekendste is een zekere Tobias Crisp, die door de bekende Samuël Rutherford is bestreden. Vooral zijn boeken hebben de discussie doen oplaaien.

Wanneer je iets van Crisp leest, valt op dat hij veel goede en warme dingen zegt. Dit geven zijn tegenstanders ook toe. Hij plaatst vooral Christus op de voorgrond. Hij stelt dat God Christus vol gemaakt heeft van alle dingen die wij nodig hebben. Alles is in Christus. Ook boetvaardigheid, heiliging, geloven en volharden. Het is allemaal niet ons werk, maar Christus’ werk.

We hoeven dus niet boetvaardig te zijn, geen geloofsdaden van hongeren en dorsten te oefenen en ons leven niet te heiligen, want dat moet je allemaal in Christus zoeken en vinden. Alle opwekkingen tot berouw, bekering, geloof en levensverbetering zijn maar wettische zaken. Er zijn geen genaden in de mens. Alle genaden zijn in Christus. Je moet gewoon geloven dat je dit alles in Christus hebt. De mens moet direct geloven en aannemen dat Jezus dit alles voor hem heeft volbracht. Meer niet.

Het belangrijkste gegeven van de leerstellige antinomiaan is dat hij alle opwekkingen tot berouw, bekering, geloof en levensverbetering als wetticisme betitelt. Vandaar dat Van den Brink de link legt naar Comrie, die ook stelt dat de wedergeboren mens reeds met Christus is verenigd en alles in het ingestorte geloofsvermogen bezit, zonder dat hij daden van geloof en bekering geoefend heeft. Omdat ds. Kersten zich op Comrie baseerde, wordt hij eveneens gerekend tot de predikanten die antinomiaanse opvattingen hebben.

Vlucht
Wanneer je alleen let op de visie van Comrie en anderen dat de uitverkoren zondaar door een ingestort geloofsvermogen, zonder dat de mens daden van geloof heeft geoefend, met Christus verenigd en gerechtvaardigd is, kun je in dit opzicht van een leerstellig antinomianisme spreken. Maar als je Comries boek ”Eigenschappen des geloofs” en Kerstens boek ”Meer dan overwinnaars” leest, moet je toch zeggen dat ze nadrukkelijk de noodzakelijkheid van de daden van het geloof leren.

De inlijving en vereniging met Christus voordat de zondaar ook maar enige geloofsdaad heeft geoefend, doet inderdaad tekort aan de boodschap: „Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem” (Joh. 3:36). A. Comrie en G. H. Kersten gaan aan dit noodzakelijke geloof echter niet voorbij. Ik zou hen daarom niet van antinomiaanse leerstellingen willen betichten.

De zondaar moet opgeroepen worden tot bekering en geloof. Geloven is verder geen bewust worden dat je van eeuwigheid reeds gerechtvaardigd bent, maar de vlucht van een boetvaardig zondaar tot de genade van Christus. De boodschap moet blijven: „Bekeert u en gelooft het Evangelie.”

De auteur is emeritus predikant in de Gereformeerde Gemeenten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer