Het Boek Koningen als groot schilderij
”Elia van de Krith naar de Jordaan” luidt de titel van de -Duitstalige- dissertatie waarop hij vanmiddag in Apeldoorn promoveerde. In deze studie onderzoekt dr. Gunnar Begerau de structuur en intentie van de „Elia-Achabvertelling. „Ik wil mensen aanmoedigen 1 Koningen 16:29 - 2 Koningen 2:25 als één geheel te lezen.”
De profeet Elia spreekt hem eigenlijk al sinds zijn kinderjaren aan, zegt Begerau (35), woonachtig in het Duitse Drolshagen. Begerau, geboren in Matemanga(Tanzania), is sinds 2006 docent Oude Testament aan Bijbelschool Wiedenest in Bergneustadt, bij Keulen. Daarnaast is hij regelmatig onderweg om kerkdiensten of seminaries te leiden in verschillende kerken. Zelf is hij lid van een evangelisch-vrijkerkelijke gemeente.In zijn proefschrift, dat tot stand kwam onder leiding van de Apeldoornse oudtestamenticus prof. dr. H. G. L. Peels, analyseert de promovendus de „literaire macrostructuur en theologische intentie van de Elia-Achabvertelling (1 Koningen 16:29 - 2 Koningen 2:25).” Bepaald niet de lichtste kost.
Kunt u uw bevindingen kort samenvatten?
„De meeste Bijbellezers kennen de Eliavertellingen alleen maar als afzonderlijke verhalen. Wat ik wil laten zien, is dat het loont om ze als hele blokken te lezen. Het gaat dus niet om op zichzelf staande geschiedenissen, maar om het hele gedeelte van 1 Koningen 17 tot 2 Koningen 2. Pas dan begrijp ik de vertellingen als geheel! Zo lees ik praktisch in één grote stap hoe God in het boek Koningen geschiedenis maakt en beoordeelt. Het is niet voor niets dat de auteur juist deze afzonderlijke vertellingen zo, als één blok, op deze manier, heeft samengesteld. Zo neem ik Elia als sterke profeet waar, maar ook als zwakke. Zo zie ik dat JHWH niet slechts op één moment in de historie ingrijpt, zoals op de Karmel, maar het overzicht steeds houdt. En Achab blijkt niet steeds hetzelfde: vaak is hij gehoorzaam, 1 Koningen 20; maar in 1 Koningen 22 wil hij níét naar de profeet horen.”
Hoe verhouden begrippen als ”literaire macrostructuur” en ”vertelling” zich naar uw mening tot het Bijbelwoord dat „al de Schrift van God is ingegeven”?
„Deze thematiek vormt op zich geen onderdeel van mijn studie. Maar de Bijbellezer zal door mijn werk wel merken dat geschiedenis als ”history” niet eenvoudig ergens opgeschreven werd, maar dat dit gebeurde met behulp van literaire middelen - zelfs als narratieve vertelling. Persoonlijk geloof ik dat deze beide aspecten, ”history” en ”narrative”, als combinatie zonder meer geschikt zijn om het gebeurde weer te geven. De beide zaken moeten elkaar niet uitsluiten. Maar sommige oudtestamentici zullen mij op dit punt zeker willen tegenspreken; andere -een kleiner deel- zullen me gelijk geven.
Bij elkaar dienen juist de vertellingen ertoe om de hoorders te onderwijzen. De lezer kan zich goed in de verschillende personen verplaatsen.”
Wat zou uw advies zijn aan de predikant die op dit moment een preek voorbereidt over, zeg, 1 Koningen 18?
„Ik zou hem willen aanmoedigen het boek Koningen, of de Elia-vertellingen, als geheel te bestuderen. Het derde deel van mijn studie biedt handvatten om het zo omvangrijke Koningenboek als geheel te begrijpen. Het boek Koningen is als een groot schilderij. De schilder, de auteur, heeft er iets mee voor ogen gehad. En omdat het één geheel is, kun je er eigenlijk niet zomaar een onderdeel, één geschiedenis, uithalen om over te preken.”
Silas
De Duitse oudtestamenticus heeft zijn proefschrift opgedragen aan zijn overleden zoontje Silas. Deze werd op 6 januari 2003 te vroeg geboren, en stierf nog dezelfde dag. Dat gebeurde in Tanzania, waar Begerau met zijn vrouw Simone en hun oudste zoon net drie maanden werkte. „Mijn vrouw kreeg malaria.” In 2006 ontving het echtpaar opnieuw een zoon. „We hebben nu twee prachtige jongens van acht en twee jaar oud.”
Silas’ geboorte en overlijden hebben Begeraus „leven en geloof op hun grondvesten doen schudden”, schrijft hij in zijn voorwoord, „zo dat ik toen niet meer wist hoe het ooit met mij en mijn gezin verder moest. Na deze periode heeft juist de studie van het Oude Testament een nieuwe diepte en vertrouwen met het oog op God teweeggebracht.”
„God past niet in ons kleine vrome schema”, zegt de oudtestamenticus. „Hij is groter! Hij is nauwelijks te begrijpen, in leed niet, maar ook in vreugde niet. De meeste mensen lezen liever alleen de eerste twee hoofdstukken en het laatste hoofdstuk van het boek Job. Maar daar staat nog heel veel tussenin. Dat heeft me in die tijd erg geholpen.”