Jeugdzorg zag dood baby niet aankomen
Bureau Jeugdzorg in Rotterdam heeft met alle beschikbare informatie de trieste dood van baby Talysa, vorig jaar december, niet zien aankomen.
Dat schreef de instantie woensdag in een schriftelijke verklaring. „De ouders voldeden, in tegenstelling tot bij hun eerste kind, dat uit huis was geplaatst door de kinderrechter, aan een aantal voorwaarden die wij aan hen hadden gesteld. Daarom was er voor ons geen grond om opnieuw een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aan te vragen bij de rechtbank”, zo is te lezen. De voorwaarden hadden onder meer betrekking op de huisvesting.De Inspectie voor de Jeugdzorg is al een onderzoek naar de kwestie begonnen, zo heeft een woordvoerder woensdag gemeld. De Rotterdamse wethouder Geluk (Jeugd en Gezin) heeft de jeugdconsul, een hoge gemeentelijke ambtenaar, opdracht gegeven de zaak te onderzoeken. „We bekijken of, en zo ja welke fouten er zijn begaan en hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen”, aldus een woordvoerder.
Volgens hem is het onderzoek in een afrondende fase, maar zullen de resultaten niet worden gepubliceerd zolang de zaak onder de rechter is. „We willen de rechtspraak niet beïnvloeden.”
Onduidelijk is hoe de rol van de hulpverlening is geweest rond het gezin. Eerder, in 2007, had de inspectie ernstige kritiek op de rol van hulpverleners die het zogenoemde Maasmeisje bijstonden. Het Rotterdamse kind werd in 2006 in de Maas gevonden. Haar lichaam was in stukken gesneden. Het bleek dat het gezin waarin het kind opgroeide ernstige problemen had.
Rotterdamse hulpinstanties bleken wel op de hoogte van de problemen, maar hadden niet adequaat ingegrepen. Ze hadden bovendien de ernst van de leefsituatie van het meisje zeer onderschat. De inspectie, bijgestaan door de Inspectie voor de Gezondheidszorg, heeft toen beterschap geëist.