Binnenland

Mondriaan ‘improviseerde’ zijn Victory Boogie Woogie

Kunstenaar Piet Mondriaan werkte niet volgens een bepaald recept aan zijn laatste kunstwerk, de Victory Boogie Woogie. Hij was al improviserend bezig om de dynamiek van de jazzmuziek uit te beelden.

Cultuurredactie
28 August 2008 15:13Gewijzigd op 14 November 2020 06:17
DEN HAAG – Mondriaan maakte zijn laatste kunstwerk, ”Victory Boogie Woogie”, niet volgens een vooropgezet plan. Al improviserend probeerde hij de dynamiek van de jazzmuziek uit te beelden. Foto RD, Henk Visscher
DEN HAAG – Mondriaan maakte zijn laatste kunstwerk, ”Victory Boogie Woogie”, niet volgens een vooropgezet plan. Al improviserend probeerde hij de dynamiek van de jazzmuziek uit te beelden. Foto RD, Henk Visscher

Dat blijkt uit onderzoek aan het schilderij, dat in 1998 voor ruim 80 miljoen gulden door de Nederlandse Bank werd aangekocht. Het hangt sinds die tijd in het Gemeentemuseum Den Haag.Tijdens een symposium in het Gemeentemuseum Den Haag, vrijdag29 augustus, worden de onderzoeksbevindingen gepresenteerd aan een internationaal publiek van wetenschappers, conservatoren, restauratoren en geïnteresseerden.De Victory Boogie Woogie is het laatste en onvoltooide schilderij van Mondriaan (1872-1944), een ruitvormig kunstwerk dat uit grote en kleine kleurvlakken -rood, geel, blauw, wit, grijs, zwart- is opgebouwd. De titel ”Boogie Woogie” verwijst naar een in Mondriaans tijd in New York populaire nieuwe vorm van jazz, waarin korte melodische lijnen worden opengebroken door ritmische patronen. Mondriaan luisterde vaak naar deze muziek in cafés in New York, waar hij sinds 1940 woonde.

Het kunstwerk is twee jaar lang diepgaand onderzocht door een wetenschappelijk team van het Instituut Collectie Nederland (ICN), het Gemeentemuseum Den Haag en het Mobile Laboratory (MOLAB). Doel was meer informatie te krijgen over de ontstaansgeschiedenis van het schilderij, vooral met het oog op de conservatie van het kunstwerk.

De gedachte dat Mondriaan werkte volgens van tevoren bedachte recepten wordt door het onderzoek weerlegd. Het werk blijkt zeer complex in elkaar te zitten. Op het oppervlak zijn bijna 600 vlakjes te zien die bijna geen van alle in de eerste fase van de opzet van de compositie waren te zien. Elk vlakje blijkt te bestaan uit twee, drie of meer lagen van vaak verschillende tinten. In enkele gevallen zijn zelfs zeven verflagen waargenomen. Dat betekent dat Mondriaan kleuren en compositie voortdurend wijzigde, rusteloos zoekend naar het juiste effect.

Pas in de laatste negen dagen van zijn leven voorzag hij het doek van de typerende stukjes tape, waarmee hij het kunstwerk zijn ritmische karakter gaf. Het is niet duidelijk of Mondriaan deze gekleurde plakbandstukjes nog had willen vervangen door verf of dat ze bij het uiteindelijke kunstwerk hoorden. De tapes kwamen kort na de dood van Mondriaan overigens nog wel even in gevaar. Vrienden van de kunstenaar meenden te weten dat het de bedoeling was om het werk in verf af te ronden. De toenmalige eigenares verhinderde echter dat de stukjes tape werden verwijderd.

Dankzij de verschillende onderzoeksmethodes is het gelukt om de werkwijze van Mondriaan te achterhalen. Hij begon met een aantal gekleurde lijnen op een witte ondergrond. Deze compositie wijzigde hij gaandeweg aanzienlijk. De witte achtergrond en een deel van de lijnen doorbrak Mondriaan door het aanbrengen van gekleurde, witte en grijze vlakken. Hoewel veel grotere vlakken uit meerdere verflagen bestaan, heeft hij deze nauwelijks van kleur veranderd of verplaatst. „Dit betekent dat Mondriaan de compositie van de grote vlakken in één keer heeft opgezet en dat hij daar tevreden over was”, aldus Hans Janssen, conservator van het Gemeentemuseum. „Wel heeft hij veelvuldig kleurnuances aangebracht. Het blauw begint met een vrij donkerblauw, waarop hij een grijsblauw, daarna een licht kobaltblauw en een ultramarijnblauw aanbrengt om te eindigen met kobaltblauw. In sommige vlakken is te zien dat hij ze kleiner of groter heeft gemaakt. Andere vlakken zijn later voorzien van kleine vlakjes in het midden.”

De meeste veranderingen hadden plaats in de kleine vlakjes, die Mondriaan in de laatste fase aanbracht en waarvoor hij ook stukjes tape gebruikte. „Tot vlak voor zijn overlijden bleef hij zoeken naar mogelijkheden om de dynamiek van het schilderij te vergroten. Je kunt dat inderdaad een vorm van improvisatie noemen”, aldus Janssen.

De opbouw van de verflagen is in kaart gebracht met behulp van CARTA, een computerprogramma van het bedrijf CARIS dat gebruikt wordt om aardlagen in kaart te brengen. Het systeem is nu voor het eerst toegepast voor conserveringsonderzoek op schilderijen. Bovendien is het zeer geschikt als documentatiesysteem. Al het wetenschappelijke materiaal -totaalopnames, microscopie-, röntgen- en strijklichtopnames, oude foto’s en schetsjes en de analytische resultaten van MOLAB in de vorm van grafieken- kan gekoppeld worden aan die delen van het schilderij die zijn onderzocht. Hierdoor ontstaat een completer en toegankelijker beeld van de laagopbouw, de verhouding tussen de verschillende vlakken en het geheel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer