Buitenland

Naómi heeft geen stem in de Andes

Moeders-weduwen. Het zijn de vrouwen in de afgelegen boerengemeenschappen in de hoge Andes die tot de allerkwetsbaarsten van de samenleving behoren, getekend als hun leven is door angst en armoede. In hun hart dragen ze een groot verdriet met zich mee, de pijn van het verlies van een geliefde die door guerrillastrijders of militairen werd vermoord. Tijd om de bitterheid te verwerken, kregen ze niet. De Naómi’s van Peru moesten eerst zien hoe ze overleefden.

Marie van Beijnum
1 November 2002 18:31Gewijzigd op 13 November 2020 23:55
Primitieve landbouw in het dorpje Huayllay. Veel vrouwen in Peru raakten in de tijd van de strijd tussen de guerrilla Lichtend Pad en de regering hun man kwijt. De weduwen zijn gedwongen op het land te werken. De zorg voor hun kinderen schiet er dan vaak
Primitieve landbouw in het dorpje Huayllay. Veel vrouwen in Peru raakten in de tijd van de strijd tussen de guerrilla Lichtend Pad en de regering hun man kwijt. De weduwen zijn gedwongen op het land te werken. De zorg voor hun kinderen schiet er dan vaak

De krant Expreso vermeldt op 18 juni 1988 dat er in het plaatsje Huayllay (spreek uit als Wajaj) een slachting heeft plaatsgehad voor de kerk op het hoofdplein. Terroristen hebben daar in koelen bloede twaalf mannen vermoord. Vier anderen raakten ernstig gewond. De lichamen van de mannen zijn geïdentificeerd en ter aarde besteld. Het bericht heeft verstrekkende gevolgen voor veel vrouwen in Huayllay - op 3200 meter hoogte in het Andesgebergte, een uur gaans per auto van het lager gelegen Huanta. Ze zullen als weduwe door het leven moeten gaan.

Op dat moment kampte het Zuid-Amerikaanse land al acht jaar met een bloedige confrontatie tussen de maoïstische terreurbeweging Lichtend Pad en het regeringsleger. Dit zou een periode worden van politiek geweld waarbij 25.000 doden vielen. De materiële schade bedroeg niet minder dan 25 miljard dollar. Verder kwam er een massale volksverhuizing van naar schatting 600.000 mensen op gang, uit de landbouwgebieden naar de steden.

Ontworteld bestaan
Julia Ore de Cisneros behoorde tot een van die velen die het slachtoffer werden van een ontworteld bestaan. Ze komt zo snel aanlopen dat haar lange zwarte vlechten op en neer dansen onder haar hoed. De vlechten en de hoed vormen de traditionele dracht van de kleurrijk geklede Quechua-vrouwen, waartoe Julia behoort. De blauwe omslagdoek heeft ze met een speld vastgemaakt, haar blote voeten steken in sleetse schoenen. Haar huid is bruin en verweerd. Julia’s ogen staan vrolijk en af en toe klatert haar lach. Maar als ze haar verhaal vertelt -gezeten op een steen bij haar schamele hut- komen de tranen.

Die vreselijke middag in maart 1988 vergeet ze nooit. Een groep terroristen viel om halfvijf het dorp Huayllay binnen en executeerde twaalf mannen, onder wie haar echtgenoot Victor Cisneros. Victor liet Julia met zeven kinderen achter. Veertien jaar later huilt ze als ze de herinnering ophaalt. Zonder enige hoop zette ze zich aan hun opvoeding. Vrouwen als Julia, deel uitmakend van de Quechua-indianen (tegenwoordig zegt men indígenas), hebben ook hun stem verloren. Er is niemand die de weduwen vertegenwoordigt in de kerk, in de gemeenteraad of in een organisatie. Julia: „Ik was jong en stond er alleen voor.” Enkele kinderen van Julia trokken naar Lima, de immense hoofdstad aan de Stille Oceaan waar velen hun geluk beproeven.

Ze weet niet precies meer hoe oud ze is en haalt uit een kamertje een document tevoorschijn. Het is een registratiebewijs voor verkiezingen: Julia kwam in 1946 ter wereld. In het boekje prijkt een pasfoto van de jonge Julia onder het stempel nr. 28562830. Ondertussen vertelt ze dat de buren haar niet helpen. Ze heeft een akker ver in de bergen - van haar ouders. Het is een kleine lap grond en van de opbrengst moeten ze zien te leven: wat aardappelen en wat graan. Voor kunstmest is geen geld, vandaar dat het bij een eenvoudige bewerking blijft. Julia: „Vrouwen als ik hebben geen toekomst. Er is niets dat ons leven kan veranderen. Wat kunnen we doen? Op mijn leeftijd ga ik niet meer naar Lima, want daar is niets voor mij. Hier heb ik tenminste nog mijn akker, waar ik van kan eten.” Van schapenwol breit Julia sokken en wanten, die ze probeert te verkopen.

Honden
Het geweld begon al eerder in Huayllay. In 1982 viel het eerste slachtoffer. Senderista’s (leden van de terreurbeweging Lichtend Pad) schoten hem dood omdat hij weigerde gehoor te geven aan hun bevelen. Zijn lichaam bleef drie dagen voor de kerk liggen met een briefje erop. „Niemand mag dit lichaam aanraken”, luidde de tekst. Uiteindelijk, zo gaat het verhaal, aten de honden het op.

Herinia López Bermuda is de weduwe van Huayllays eerste slachtoffer. Ze is nu 82 jaar. Haar kinderen weken uit naar de selva, het tropische laagland van Peru. Zij bleef in Huayllay, wat moest ze anders - er is niemand op wie ze kan terugvallen. Haar kleine akker bewerkt ze zo goed en zo kwaad als het gaat. Herinia woont in een hut zonder water, zonder toilet en zonder elektriciteit. Haar ene oog is ontstoken en ze moet naar de medische kliniek. Er is niemand die naar de oude vrouw omziet. Bedelen zou ze nooit. „Ik denk dat niemand armer is dan ik. De meesten worden onderhouden door hun kinderen, of hebben wat vee, maar ik heb helemaal niets. Slechts God is de Enige die mij hoort, Die alles weet”, legt ze monotoon uit.

Crisanta Medina de Pariona blijkt de weduwe te zijn van burgemeester Juan Pariona, die volgens het bericht in Expreso ook tot de mannen behoorde die in 1988 werden vermoord. Of de leeftijden kloppen, valt niet na te gaan: Pariona was toen 38, zijn vrouw is nu een vurig heksje van 75. Ze want het graan op de dorsvloer. Schoonzoon en dochter wonen bij haar in - vier kinderen heeft Crisanta. In tegenstelling tot Herinia kan moeder-weduwe Crisanta een beetje terugvallen op haar omgeving. Ze krijgt kost en inwoning, en „ik ben voor niemand bang, ook al hebben ze in 1988 mijn huis, mijn kleding en mijn bezit in brand gestoken.”

Radicale wending
Juliana Blas Mesa verloor haar man in 1989. Lichtend Pad beschuldigde hem ervan dat hij zich tegen de guerrilla’s verzette - hij was lid van de gemeenteraad. Juliana was in Huanta met haar dochter Ofelia toen ze het bericht hoorde. Ze deed boodschappen voor de verjaardag van haar man. Diep verdrietig keerde ze terug in Huayllay, waar haar andere zes kinderen haar opwachtten. „Mijn leven kreeg een radicale wending. Ik had echter mijn geloof. God luistert naar ons, Hij geeft ons eten en kleding, Hij troost ons.”

Ze kijkt ernstig onder haar hoed vandaan. Het waren geen gemakkelijke tijden. Dochter Ofelia (22) trok, nadat ze begin dit jaar weduwe werd, weer bij haar moeder in, met haar kindje van een jaar. Ofelia’s man kreeg longontsteking nadat hij was teruggekeerd van seizoensarbeid in de selva. Dure kuren sloegen niet aan. Erger, ze kostten veel geld, zodat Ofelia een lening moest afsluiten. Hij stierf.

Om de lening af te betalen ging Ofelia met haar zoontje in een doek op haar rug naar het laagland om daar te werken. Ze verdiende er zo’n 8 sol per dag (mannen verdienen er 10 sol, circa 2,70 euro). De kredietverschaffer ging dreigen en Ofelia’s schoonzus nam de lening over, zodat ze die nog steeds 100 dollar moet terugbetalen - ze heeft niets afgelost en weet zich opgezadeld met een enorme schuld. Haar stem begeeft het als ze meedeelt dat ze nu zelf ziek is: tyfus, en een kuur van 56 sol (17 euro) kan ze niet opbrengen. Een verpleegkundige stelt later een nog ergere diagnose. Mogelijk heeft zij hepatitis A (te behandelen) of het ongeneeslijke hepatitis B.

Getraumatiseerd
En dan is er Rufina Aguilar Cisneros. Zij verloor haar man in 1988 en bleef met zes kinderen achter. Een jongen van 17 jaar kijkt af en toe om de hoek: hij heeft gezien hoe zijn vader werd vermoord en raakte daardoor zwaar getraumatiseerd. Hij heeft zich niet tot een normaal kind ontwikkeld. Buiten stijgt rook op van maïsbladeren die in vlam zijn gezet. Afval wordt verbrand. Rufina (59) staat altijd vroeg op. Ze maakt dan het eten klaar. Geen hulp, zegt Rufina, ik heb geen hulp, er is niemand die me steunt. „We zijn op onszelf aangewezen.”

Haar huis -niet meer dan een afdak- zou ze het liefst verbeteren als ze een wens mocht doen. Ook zou ze geld willen hebben zodat haar kinderen naar school kunnen. Treurig: „Men heeft geen belang bij ons. We tellen niet mee, zelfs niet bij de autoriteiten van dit dorp.”

Julia, Herinia, Crisanta, Juliana en Rufina zijn representatief voor de moeders-weduwen in de Andes rondom Ayacucho, waar de wieg van het Lichtend Pad (Sendero Luminoso) stond. In het conflict tussen de reguliere strijdkrachten en het Lichtend Pad kwamen de boerendorpen vaak klem te zitten. Zowel het leger als de Sendero verdacht de bevolking ervan met de vijand te heulen en nam wraak. De revolutionaire beweging viel Huayllay binnen en schreef kreten op de muren. Het leger kwam en concludeerde uit de graffiti dat de bevolking op de hand van Lichtend Pad was.

Langzamerhand ging de bevolking zichzelf beschermen. Er ontstond een vorm van zelfverdediging. In Huayllay zijn de posten nog aan te wijzen waar de burgers in ploegdiensten de wacht hielden en waar ze bij onraad waarschuwden. Hier kijkt men uit over het indrukwekkende landschap, waar in de oneindige diepte een rivier als een glinsterend lint kronkelt. Dat er in zo’n majestueuze en volmaakte schepping zo’n onbeschrijflijk en huiveringwekkend kwaad kon woekeren, is onvoorstelbaar.

Solidariteit
Huayllay is een van de plekken waar men niet vluchtte. Dit in tegenstelling tot talrijke andere plaatsen, waar men eigendommen, huizen, grond en vee moest achterlaten en inruilen voor een vreemde omgeving, om later, toen de kust veilig was, weer terug te keren. Het karakter van de dorpen kon daardoor wijzigen. In Huayllay heerst minder gemeenschapszin, meer alcoholisme en meer huiselijk geweld dan in dorpen waar men besloot have en goed te verlaten om het vege lijf te redden. Daar groeide juist iets van saamhorigheid en solidariteit om gezamenlijk de schouders te zetten onder de wederopbouw.

Na 1992 werd Lichtend Pad geleidelijk aan uitgeroeid. Maar nooit meer werd het zoals vroeger. Bovendien staat de cultuur het niet toe dat vrouwen hun stem verheffen - dat mag alleen de man. Het zogeheten machismo trekt sinds de kolonisatie van de Spanjaarden diepe sporen in Latijnse maatschappijen. Julia en haar lotgenoten worden niet gehoord. Evenmin kennen ze een organisatorisch verband waarin ze de dingen met elkaar kunnen delen.

„Bij de herverdeling van het land geeft de gemeenteraad de slechtste stukken grond aan de moeders-weduwen. Ze vallen overal buiten, want ze mogen niet bij de vergaderingen zijn - de mannen en de belangrijkste families bevoordelen zichzelf. Organisaties van overheidswege en niet-gouvernementele organisaties zien de moeders-weduwen over het hoofd. Bewust. Deze vrouwen zijn niet meer jong en hebben de vruchtbaarste tijd van het leven gehad. Ze zijn analfabeet en participeren niet actief in het menselijk bedrijf. Ze zijn gewoon niet renderend, hoe cru dat ook klinkt”, verklaart ds. Luis Ruiz Guerra, directeur van Ayni, de aan de Iglesia Presbiteriana Evangélica y Reformada en el Perú (protestantse, presbyteriaanse kerk) gekoppelde sociaal-economische hulporganisatie Ayni.

Naastenliefde
Ayni (het Quechua-woord voor samenwerking) heeft nu onder het motto van christelijke naastenliefde het plan opgevat in totaal 150 gemarginaliseerde vrouwen en kinderen in de tweelingdorpen Huayllay en Culluchaca te helpen. Vrouwen omdat ze nauwelijks inkomsten hebben; kinderen omdat ze zijn aangewezen zijn op een slecht onderwijssysteem. Ayni wil onderwijzers speciaal en vooral tweetalig (Spaans en Quechua) opleiden en naar de dorpen sturen om daar een verbetering op gang te brengen op het terrein van educatie. De leerkrachten moeten dan wel zeer gemotiveerd zijn en een roeping hebben omdat ze het anders niet volhouden.

Verder streeft Ayni ernaar de financiële positie en de rol van de moeder te verbeteren. Over de functie van de moeder is in zoverre het nodige op te merken dat er meer en beter gecommuniceerd moet worden, zodat de ”chicote”, de zweep, en de riem in de kast kunnen blijven liggen. Het project om de lasten van de moeders-weduwen te verlichten, heet heel toepasselijk Noemi, oftewel Naómi.

Alleen met steun van buitenaf kan het als een parel gaan flonkeren in de donkerte van Peru. „Ayni weet zich ervan overtuigd dat de armsten van de armsten, zoals deze vrouwen, weduwen en kinderen, een erg hoge tol hebben betaald in de oorlog. Ze moeten aandacht krijgen. Hun rechten dienen we te erkennen. Ze moeten even waardig en gelijk behandeld te worden als anderen. Het is onze plicht deze zwakkeren vanuit de optiek van christelijke barmhartigheid een stem te geven”, aldus Luis Ruiz Guerra.

Duidelijk is wel dat Huayllay in dat opzicht een lange weg heeft te gaan. Resultaten ter bevordering van het proces van morele, sociale en economische rehabilitatie zullen geleidelijk aan pas zichtbaar worden. Ook hier geldt echter de bijbelse belofte van hoop en zekerheid dat wie het brood uitwerpt op het water, het zal vinden na vele dagen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer