Altijd tussen de schapen
Beiden werken al jarenlang tussen de schapen. Op de heidevlakten bij Ede weiden ze hun eigen kudde. Herder Aart van den Brandhof (49) aan de noordkant van de provinciale weg N224, zijn broer Henk (43) ten zuiden ervan. Lachend: „Als we samen één kudde zouden hebben, zou het tot botsingen komen.”
Er waren paarden, koeien, kippen, geiten, schapen. Van jongs af aan zijn de Edese broers, afkomstig uit een gezin van elf kinderen, vertrouwd met dieren. Vader had een boerderij en werd later schaapherder, net als zijn voorvaderen.Aart van den Brandhof: „Ik zat na schooltijd altijd tussen de dieren. Meehelpen met vader of opa. De dieren voeren, de boel schoonmaken, dat soort dingen. De zorg voor dieren is me met de paplepel ingegoten. Met paard en wagen brachten we melk naar Ede. Ik mocht op de rug van het paard zitten.”
Henk van den Brandhof: „Ik was wat minder een dierenliefhebber. Ik haalde meer kattenkwaad uit en reed liever met mijn broertjes op een brommertje.”
Aart: „Wij hadden vroeger geen tv en computer, maar we vermaakten ons buiten prima.”
Henk: „Ja, met crossbrommers of eigengemaakte schommels. We konden het ook niet maken om met elf blagen thuis te zitten. Het huis werd elke week schoongemaakt. Dan moesten we niet in de weg lopen.”
Aart: „Tegenwoordig zie je zelfs op woensdagmiddag niet zo veel kinderen meer op de hei. Op zondag lopen ze hun verplichte rondje. Mijn zoon van 26 heeft een enorme installatie op z’n kamer staan. Hij zit de hele dag achter de computer. Ik zeg wel eens: „Ga lekker de bossen in”, maar dat doet hij nauwelijks. Jammer is dat."
Vrijheid
Er zit een duidelijke parallel in de levensloop van Aart en Henk. Beiden begonnen in de bouw, maar keerden die wereld na een paar jaar weer de rug toe.
Aart maakte de overstap halverwege de jaren tachtig. „Op zich werkte ik bij een prima, klein bouwbedrijf. Maar de werkdruk stond me tegen. Bovendien wilde ik graag schaapherder worden. Vanwege de rust en de vrijheid.”
Henk kon begin jaren negentig de herdersstaf opnemen. „In de bouw maakte ik dagen van zes uur ’s ochtends tot zes uur ’s avonds. We reisden naar steden als Amsterdam en Leiden om klussen te doen. Ik dacht: Zo’n leven wil ik niet hebben.”
Grassoort
Aart hoedt zijn 250 schapen op Edese Heide, een gebied van zo’n 750 hectare, ten noorden van de autoweg N224. Henk loopt met zijn ruim 250 dieren rond op de Ginkelse Heide, een terrein van pakweg 300 hectare, zuidelijk van de weg. De broers staan op de loonlijst van de Stichting Edese Schaapskudden.
Terwijl Aart op de uitgestrekte heidevlakten van de Edese Heide soms geen mens ziet, komt Henk op de Ginkelse Heide beduidend meer toeristen tegen. Een ander verschil is dat Aart de kudde ’s nachts regelmatig achterlaat in afgerasterde stukken heide, terwijl Henk zijn schapen elke dag weer terugbrengt naar de schaapskooi, pal langs de autoweg.
Beider doel is om de dieren dag in dag uit de heide te laten begrazen en ervoor te zorgen dat de beesten voldoende voedsel krijgen. Aart: „De ene dag vind je makkelijker voldoende voer dan de andere dag. Soms moet je zoeken naar de goede grassoort, zoals het pijpenstrootje. De schapen moeten ’s avonds dik thuiskomen.”
De schaapherders kennen hun pappenheimers. Henk: „Het valt meteen op als een schaap ziek is.”
Aart: „Ik zie direct als een schaap er raar bijstaat, mank loopt. Dan heeft het dier bijvoorbeeld last van een gescheurde nagel. Als een schaap warm aanvoelt, kan dat duiden op een ontsteking. Zo nodig geef ik het dier een penicillinekuur.”
Lachend: „We zijn ook een beetje elkaars concurrenten. Wie heeft de beste schapen? Henk zat pas een beetje te pochen op zijn kudde. Toen ik zei dat ik sommige van zijn schapen wat vond tegenvallen, had-ie hem zitten hoor…”
Zorgzaam
Hoe typeren de broers elkaar?
Henk: „Aart is een zorgzame herder.”
Aart: „Henk is wat makkelijker, relaxter. Ik ben meer iemand die de dingen op vaste tijden doet. Zes uur eten, acht uur Journaal kijken.”
Henk, een shagje rollend: „Ik maak me niet zo druk meer, dat heb ik wel afgeleerd. Jij steekt anders in elkaar. Jij hebt op eigen initiatief de schaapskooi geschilderd. Terwijl dat een rijksmonument is en dat schilderwerk officieel niet je taak is.”
Aart: „Het zou denk ik niet gaan als we samen een kudde zouden moeten weiden. Daarvoor verschillen onze karakters te veel.”
Henk, grijnzend: „Ik ben blij dat er een weg tussen ons zit.”
Aart: „Nou, dat valt wel mee, hoor.”
Eensgezind zijn de broers in hun antwoord op de vraag wat de mooiste tijd is van het jaar. Henk: „Lammerentijd. Het is altijd weer mooi om de bevallingen mee te maken en jong leven te zien.”
Aart: „Helemaal mee eens. Prachtig om dat spul voor het eerst in de wei te zien rondhuppelen. Leuk zijn ook de schaapscheerdersfeesten. Ieder jaar gaan we bijvoorbeeld een dag naar Elspeet.”
Minder mooie tijden? Henk: „In november en december zijn de dagen kort en donker.”
Angstige tijd
In tegenstelling tot Aart heeft Henk niet echt een sterke band met zijn schapen. Henk: „Natuurlijk zorg ik dat de schapen voldoende voer krijgen, maar ik voel verder niet veel contact met schapen. Als ik zie hoe ze elkaar in de kooi verdringen en elkaar bijna afmaken voor wat eten…”
Interessanter vindt Henk de begeleiding van honden die de kudde bij elkaar moet houden. „Je hebt veel meer contact met een hond. Je kunt zo’n dier echt africhten.”
De MKZ-crisis in 2001, een forse slag voor duizenden veehouders, staat de schaapherders uit Ede in het geheugen gegrift.
Aart: „Het was een angstige tijd. Hele generaties vee zijn vernietigd. Voor de boeren, bijvoorbeeld uit Kootwijkerbroek, is dat een zware slag geweest. Onze schapen moesten vier maanden binnenblijven.”
Henk: „Hoe die beesten stonden gestald, dat was niet acceptabel. Het was een strontzooi. Ik vraag me nog steeds af waarom we de schapen buiten niet wat meer ruimte mochten geven, binnen een omheininkje.
We raken in Nederland heel snel in paniek. Neem dat belachelijke verhaal over die poema in 2005. Als dat beest echt zou hebben bestaan had-ie al honderd schapen doodgebeten.”
Het telkens opduiken van veeziekten houdt de gebroeders Van den Brandhof best bezig. Henk: „Blauwtong, Q-koorts, het gaat maar door. Wij proberen dieren zo gezond mogelijk te houden. Bij de inkoop van de rammen letten we erop dat de dieren een deugdelijke keuring hebben gehad.”
Schotland
Moet je een man met veel geduld zijn om dag in dag uit met de kudde op de uitgestrekte heide te bivakkeren?
Aart: „De schapen hebben dagelijks hun vreeturen nodig, gemiddeld zes, zeven uur per dag. Mijn terrein is veel uitgestrekter en mijn is werk veel eenzamer dan dat van Henk. Ik kom soms in bepaalde afgesloten gebieden niemand tegen. Om de tijd te verdrijven, houd ik me af en toe bezig met wat houtsnijwerk, bijvoorbeeld aan een herdersstaf.”
Henk: „Toen ik net als herder begon, heb ik het best moeilijk gehad. Ik kon mijn draai niet vinden, miste collega’s om me heen. Dat ging later beter. Om de tijd door te komen, lees ik een krant of een boek. Of ik ga lekker liggen. Ik kom gelukkig regelmatig groepen toeristen tegen. De kudde is ook een beetje van het publiek. In de zomer tref ik elke dag wel een of twee touringcars met toeristen. Dan geef ik demonstraties met de hond. Al moet dat natuurlijk niet te gek worden. Het is niet de bedoeling dat ik de hond allerlei toeren laat uithalen als een schaap even een beetje afdwaalt.”
Aart: „Onlangs zijn we in Schotland geweest. Daar sprak ik een herder van 1700 schapen. Hij werkte in een mooi, stil, afgelegen gebied. Op tientallen kilometers afstand van de bewoonde wereld. Prachtig, die wildernis, dat weidse. Als je mij m’n zin zou geven, zou ik meteen naar Schotland gaan. Lekker zeven dagen op je eigen.”
Henk: „Ik zou dat dus niet willen. Ik zou heimwee krijgen. Ik vond het daar maar regenachtig. Vijf van de zeven dagen heeft het geregend. Al die blubber. Mooi vond ik wel hoe die honden tegen de bergen opvlogen.”
Hagel
In Nederland kunnen weer en wind de gebroeders Van den Brandhof niet tegenhouden.
Aart: „Schaapherder ben je íédere dag. Sneeuw, hagel, mist, ik zou het niet willen missen. Ook de herfsttijd is mooi. Ik hoor mensen wel eens zeggen dat ze best herder zouden willen zijn, maar ik vrees dat de meesten na een paar dagen nat weer afhaken. Zelf houd ik van verschillende weertypes: storm, windkracht 11, maar ook een mooie dag met een graad of 20. Erg warm weer, met 30 graden, vind ik niks.
Het valt mij op dat burgers zich tegenwoordig erg laten leiden door weersvooruitzichten. Als het NOS Journaal de ene dag meldt dat er de volgende dag regen is, zie ik de volgende dag geen mens op de hei. Mensen zijn wel erg bang geworden voor een buitje.”
Henk: „Die buienradar, hé.”
Aart: „Mensen worden ook voortdurend gewaarschuwd voor tekenbeten. Nou, ik heb er pas nog één gehad. Als je een antibioticakuur neemt, is er niets aan de hand. We moeten niet overal meteen angstig voor zijn.”
Overspannen
Op de hei maken de schaapherders van tijd tot tijd bijzondere ontmoetingen mee.
Aart: „Ik kwam ooit een zwaar overspannen man tegen. Hij had ook een border collie. De man komt uit de bankwereld, het is iemand met een heel drukke baan. Die stond daar te janken. Hij zat niet lekker in zijn vel. Hij had van alles, een zeilboot, een dure villa, maar toch voelde hij zich niet gelukkig. Ik ben nog een paar keer bij hem thuis geweest. Zijn geld was misschien wel zijn probleem. Hij vond het moeilijk om zijn rijkdom in te leveren.”
Henk: „Ik kom ook wel eens mensen tegen die met problemen rondlopen. Burn-out bijvoorbeeld. Maar ik ga bewust geen lang gesprek aan met die mensen. Dan blijf ik bezig.”
De Bijbel rept menigmaal over herders en schapen. Psalm 23 spreekt van God, Die als een Herder voor Zijn schapen zorgt. Jezus vergelijkt Zichzelf met de Goede Herder. Zegt het de gebroeders Van den Brandhof iets?
Aart: „We zijn kerkelijk opgevoed en gingen naar de hervormde school. Voor het eten werd thuis gebeden. Maar we gaan niet meer naar de kerk. Al laten we gelovige mensen wel in hun waarde.”
Agressiever
Zorgen maken de broers zich over het toenemend onfatsoen op de hei. Henk: „Ouders laten hun kinderen op de rug van een schaap zitten. Mensen worden agressiever. Ze laten in de buurt van de kudde hun hond loslopen. Daardoor worden de schapen onrustig en bang. Als ik er wat van zeg, krijg ik vaak een grote mond. Vooral vrouwen kunnen er wat van. Ik heb wel eens een tik gehad van zo’n boze vrouw. Ze wilde kennelijk tot het uiterste haar hond beschermen.”
Aart: „Wie aan mijn kudde komt, heeft een probleem. Ik heb een goeie knuppel. Mijn kudde moet heel thuiskomen.”
Dit is de vijfde aflevering in een serie dubbelinterviews met twee broers. Volgende week vrijdag deel 6.