Mink en zijn ’collega’ Patrick Dirksen vertrekken zaterdag met hun advocaat, C. Korvinus, naar Kalamata in Griekenland, waar maandag hun rechtszaak in hoger beroep begint. De twee vliegtuigspotters werden eerder dit jaar veroordeeld tot drie jaar celstraf wegens spionage.

Van de Nederlandse overheid had Mink meer steun verwacht, zegt hij. „Als ik Buitenlandse Zaken belde, kreeg ik te horen dat ik een advocaat had en het maar uit moest zoeken. Als het hoger beroep verkeerd afloopt, is het te laat.”

Korvinus roept tijdens een zitting enkele deskundigen op, onder wie defensiespecialist en LPF-fractievoorzitter Mat Herben, die kunnen aangeven dat vliegtuigspotten een erkende hobby is in Nederland en dat het niets met spionage te maken heeft.

Daarnaast brengt de raadsman een brief van het Nederlandse ministerie van Defensie in, die volgens hem van groot belang is voor de verdediging. „Dit is een officieel standpunt van de Nederlandse regering en het beste wat je in zo’n geval kunt verwachten. Hierin wordt uiteengezet hoe men in Nederland omspringt met vliegtuigspotten”, aldus Korvinus.

Met name de zinsnede „voor zover bekend is door internationele partners nog nimmer bezwaar aangetekend tegen de organisatie van dergelijke spottersdagen” is volgens Korvinus een belangrijk punt. Wel vindt hij dat Nederland te laat in actie is gekomen voor deze twee mannen. „Deze brief had er bij de behandeling van hun rechtszaak natuurlijk al moeten liggen.”

Volgens Korvinus wordt in Europa belangstellend uitgekeken naar de rechtszaak en de uitspraak. „Het kan toch niet zo zijn dat mensen uit een Europees land op lichtvaardige gronden in een ander Europees land worden veroordeeld. Er moet een zekere eenheid komen in wat in Europees verband als strafbaar wordt beschouwd, anders kun je de Europese samenwerking wel vergeten.”