„Spotter is geen spion”
Drie jaar cel wegens spionage. Het oordeel van de Griekse rechter kwam in april van dit jaar bij Patrick Dirksen en Frank Mink keihard aan. Volgende week staan de vliegtuigspotters in het Zuid-Griekse Kalamata in hoger beroep opnieuw voor de rechter. Met vertrouwen in de goede afloop. „We hebben een retourticket.”
Het is maandag precies een jaar geleden dat Dirksen en Mink samen met twaalf Britten aan hun spottersvakantie in Griekenland begonnen. Een georganiseerde reis met officiële uitnodigingen van de Griekse luchtmacht op zak. Geen vuiltje aan de lucht.
Totdat het stel na enkele dagen werd opgepakt wegens spionage. Ze zouden op een militaire vliegbasis in de buurt van Kalamata hebben geprobeerd toegang te krijgen tot „nationale geheimen.” Na vijf weken gevangenis kwam de groep vrij, na betaling van 14.000 euro per persoon.
In april diende het proces voor de rechtbank in Kalamata. Geheel onverwacht werd een deel van de groep, onder anderen de twee Nederlanders, veroordeeld tot drie jaar onvoorwaardelijke celstraf. In afwachting van het hoger beroep konden ze naar huis.
„We hebben het gewoon niet goed uitgelegd”, zegt Frank Mink (29) in de kantine van het luchtvaartbedrijf Aero Service op vliegveld Lelystad. „Spotten is maar een hobby, ik wil er niemand mee tot last zijn, ’k wil gewoon genieten van vliegtuigen.”
In Griekenland heeft hij naar eigen zeggen vorig jaar november niets anders gedaan dan registratienummers van vliegtuigen opschrijven. Als spotter is hij absoluut geen spion, vindt Mink. „De gegevens van de vliegtuigen zijn openbaar, staan gewoon op internet.”
Zaterdag stapt hij samen met zijn moeder en zijn zus op het vliegtuig naar Griekenland. Zijn vader, die onlangs onverwachts is overleden, had er zeker bij willen zijn. Patrick Dirksen (28) wordt bijgestaan door zijn ouders. Advocaat mr. Cees Korvinus gaat ook mee. De raadsman en de spotters troffen elkaar eerder dit jaar bij de opnamen voor een tv-programma. Geheel belangeloos bood de bekende Amsterdamse strafpleiter zijn diensten aan.
Boycot
De zitting, die maandagmorgen vroeg in Kalamata begint, duurt naar verwachting drie dagen. De twaalf Britten staan tegelijkertijd terecht. Mink rekent op een heksenketel. „De Britse media timmeren met deze zaak veel meer aan de weg. Toen de populaire kranten opriepen tot een boycot van Griekse producten gaf dat in Engeland onmiddellijk een dip in de verkoop.”
Anders dan in de Nederlandse rechtspraak volgt in Griekenland aan het einde van de zitting van het hof meteen de uitspraak. „Eerst bepaalt de rechter of je schuldig bent of niet. Dan formuleert de aanklager zijn eis. De advocaat gaat daar weer op in. Het is een soort handjeklap.” Mink rekent erop eind volgende week weer in Nederland te zijn. „Ik ben geen moordenaar, heb geen bloed aan mijn handen.”
De twee Nederlanders hebben tijdens de zitting een nieuwe troef in handen: LPF-fractievoorzitter Mat Herben. Als getuige-deskundige wil hij de Griekse rechters uitleggen dat het spotten van vliegtuigen niets van doen heeft met spionage. Herben is zelf vliegtuigfan en oud-hoofdredacteur van een serie defensiebladen. Bovendien sleepte hij met zijn fractie deze zomer het contract voor de Joint Strike Fighter door de Kamer.
Postzegels
Vliegtuigen zijn voor Mink zijn lust en zijn leven. „Ik sta ermee op en ga ermee naar bed.” Sinds een buurjongen hem op zijn dertiende meenam naar vliegkamp De Kooy bij Den Helder is hij verkocht. „Ik heb alle Nederlandse F-16’s gezien en genoteerd.”
Het gaat puur om het zien, een foto hoeft niet eens. Frank noteert het registratienummer en vinkt dat af in een groot boek waarin alle vliegtuigen van de wereld staan. „Zie het als een soort postzegels verzamelen. Iemand wil bijvoorbeeld alle 10-centzegels van 1948 tot nu hebben. Zo wil ik graag alle Nederlandse Boeings zien. In het echt. En dan afvinken. Dat is de lol.”
Burgertoestellen, militaire kisten, helikopters, luchtballonnen; alles wat vliegt bekoort de inwoner van Lelystad. „Vorig jaar heb ik zelfs de spaceshuttle gezien. Prachtig. De ene man vindt auto’s mooi, ik geniet van vliegtuigen. De schoonheid van zo’n toestel, de kracht om het in de lucht te krijgen en te houden. Als je op Schiphol een 747 met 400 mensen omhoog ziet gaan, dan gaat er iets door je heen.”
In de afgelopen zestien jaar heeft hij 27.000 verschillende toestellen gezien en geregistreerd. „Dan ben ik nog maar een kleine jongen. Er zijn spotters met 80.000 registraties.” Nederland is allang te klein voor de hobby. Mink was al zes keer in de Verenigde Staten, een eldorado voor spotters. „Een flink deel van mijn salaris gaat ermee heen.”
Leeftijdsgenoten gaan naar Mallorca voor het strand, Mink zat een week op het vliegveld. Op de luchthaven van Frankfurt sliep hij zelfs. „Ik had een aantal toestellen van Lufthansa nog niet.”
Bult
In Nederland wordt met onbegrip gereageerd op de Griekse spotterszaak. Als NAVO-partner is Griekenland verplicht parate gegevens over de luchtmacht uit te wisselen. Bovendien geldt sinds 1 januari 2002 het zogenaamde ”Open Skies”-verdrag, waarin is vastgesteld dat landen geen defensiegeheimen meer voor elkaar hebben. In die zin bestaat spionage niet eens meer.
Er zijn diverse spottersgroepen in Nederland, bij vrijwel ieder militair vliegveld wel een. Leeuwarden, Valkenburg, Volkel, Eindhoven, Twenthe, Gilze-Rijen; overal zwerven mannen en -in mindere mate- vrouwen rond met verrekijkers en telelenzen. De Koninklijke Luchtmacht is spotters met informatie en fotodagen ter wille.
Bijvoorbeeld op de vliegbasis Soesterberg, het oudste vliegveld van Nederland. Ooit streken er dagelijks Amerikaanse F-15’s neer, nu is het de thuishaven van helikopters van de Koninklijke Luchtmacht. EHSB heet Soesterberg in luchtmachtjargon met de startbanen 09/27 en 13/31.
Langs de Van Weerden Poelmanweg in de gemeente Soest ligt een bult. Met twee kleine parkeerplaatsen en twee trappen naar boven. ”Militair terrein” meldt een bordje op de top. Weids uitzicht. Rode, groene en witte lichtjes. Ze vormen een kaarsrechte baan in de bossen. De flats van Zeist steken boven de bomen uit. De Utrechtse dom is duidelijk zichtbaar.
Een Chinook steekt fraai af tegen de wolken. Met een zeecontainer onder zijn buik waaiert het zware brombeest over de bomen. Camera’s klikken. Nummers worden genoteerd. Uit een scanner kraakt het gesprek tussen vlieger en verkeerstoren.
Spotten is een kwestie van wachten. In de zomer wel lekker, ’s winters geen pretje. „Geeft niks”, zegt Hans, „je bent lekker buiten.” Gewapend met camera en opschrijfboekje komt hij regelmatig naar de spottersheuvel. Die ligt eigenlijk niet goed. „Je hebt altijd de zon in je gezicht.” Hans is lid van de Soesterbergse spottersgroep The Hillkillers. „De naam is ontstaan toen we tijdens een warme zomer hier op de heuvel veel last hadden van wespen. Dagelijks sloegen we er tientallen dood. Verder doen we geen vlieg kwaad.”
Iets verderop, binnen de hekken van de basis, vertelt voorlichter Van Fraeijenhove absoluut geen last te hebben van de spotters. „Ze dragen de luchtmacht een warm hart toe.” Eén keer per jaar dalen de spotters de heuvel af en komen, op uitnodiging van de commandant, de basis op. „Foto’s maken en nummertjes noteren. En probeer ze niets op de mouw te spelden. Ze kennen de details beter dan wij.”
Tomcats
Het summum van vliegtuigspotten is het jaarlijkse treffen op vliegbasis Kleine Brogel in België, net over de grens bij Eindhoven. Aan de spottersdag hangt de Belgische luchtmacht een oefening op, in plaats van andersom zoals gebruikelijk is. De vliegbasis nodigt veel vliegtuigen uit, soms meer dan honderd, en als het even kan bijzondere. Vaak ook voorzien van speciale kleuren.
Vorig jaar smulden de duizenden toegestroomde spotters van Mirage-IV’s uit Frankrijk. Van de enorme toestellen, die zich normaal nooit buiten Frankrijk wagen, vliegen er nog maar zes. Ze waren op Kleine Brogel, evenals F-14 Tomcats van de US Navy, ook betrekkelijk zeldzaam op het vasteland van West-Europa.
Frank Mink was niet in België. Ook luchtvaartshows in Engeland en Zwitserland moest hij „met pijn in het hart” laten lopen. Zijn hoofd stond er het afgelopen halfjaar niet naar. „Ik wil niet zeggen dat ik niet meer durf, maar het speelt wel mee. Ik schrijf al weken niets meer op.”
Bij Aero Service op vliegveld Lelystad is Mink chef-hangar. Een ideale plek voor een luchtvaartliefhebber. „Elk moment van de dag ben je spotter.” Na het gesprek neemt hij alle tijd om de trots van het bedrijf te laten zien: een P-51 Mustang, de schrik van de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zelf vindt hij de F-18 het mooiste vliegtuig ter wereld. „Als ik alle F-18’s heb gezien mag wat mij betreft het licht uit.”
Nooit hebben Mink en Dirksen overwogen een lange neus naar de Grieken te trekken en niet naar het hoger beroep te gaan. „We hebben niets fout gedaan en bovendien: als je dan in België komt, kunnen ze je oppakken. Nee, we gaan met opgeheven hoofd en voor de volle vrijspraak.”
Van de Nederlandse overheid had Mink meer steun verwacht. „We zijn in de kou gezet. Dat is zuur. Als ik Buitenlandse Zaken belde, kreeg ik te horen dat ik een advocaat had en het maar uit moest zoeken. Als het hoger beroep verkeerd afloopt, is het te laat.”
Hij hoopt dat er volgende week een definitief einde komt aan de zaak. „Het heeft nu al een jaar van mijn leven gekost.” Ook in financieel opzicht nekt de zaak hem. „Ik heb in Almere een nieuw huisje gekocht. Daar staat nog niets in.”
Gaat Mink ooit weer spotten in Griekenland? „Het is een mooi land met een prachtige luchtmacht. Ik wil er wel naartoe, maar dan op vakantie.”