Bliksembezoek gewelddadig Mogadishu
Anarchie teistert Mogadishu. Moslimmilitanten schieten in de hoofdstad van Somalië zonder pardon burgers en hulpverleners dood. Bliksembezoek aan een van de gevaarlijkste plaatsen ter wereld. Kogelwerend vest aan, helm op.
Drie pantservoertuigen rijden vooruit. Niemand brengt zonder bescherming een bezoek aan Mogadishu. Een dag eerder zijn hier bij felle gevechten nog twintig tot veertig Somaliërs doodgeschoten. De tragische score van vorig jaar schommelt rond de 6000 slachtoffers. Alleen dit jaar hebben rebellen al twaalf ontwikkelingswerkers gedood, onder wie vijf VN’ers.Zwaarbewapende troepen van de Afrikaanse Unie (AU) escorteren daarom het konvooi. Ugandese peacekeepers kruipen achter zware mitrailleurs. De vinger aan de trekker. Grommend trekken drie witte, gepantserde voertuigen op. Rechtsaf, de haven uit, de stad in. Een stofwolk waait op in de smalle, slecht geplaveide straatjes.
Het leven lijkt z’n normale loop te hebben. Mannen hangen loom rond op straat. ’t Is tropisch warm. Een afgeladen vol bestelbusje rijdt voorbij. Twaalf man in het voertuig, tien man erop. Een ezel sjokt voort met een karrenvracht hout. Een onophoudelijk fluitende agent regelt het… ja, wat eigenlijk? Veel verkeer is er niet.
De rust is bedrieglijk. Onder de oppervlakte broeit de spanning. Militairen verschansen zich op strategische plaatsen achter zandzakken. Op een hoog gebouw richten regeringsgetrouwe troepen mitrailleurnesten in. Het leger is op alles voorbereid. De strijd kan elk moment weer oplaaien.
Links en rechts doemen littekens van zware gevechten op. Overal hetzelfde beeld van kapotgeschoten woonhuizen en winkeltjes. Ruïnes resteren. Het imposante parlementsgebouw aan een brede avenue telt tientallen kogelgaten. Het complex oogt verlaten. Iets verderop, links van de weg, ligt een zwartgeblakerd wrak als stille getuige van een verwoestende autobom.
Burgeroorlog
De hoofdstad van Somalië lijdt al zeventien jaar onder een bloedige burgeroorlog. De stad is verdeeld, het land verscheurd. In Somalië voltrekt zich een van de grootste humanitaire rampen van Afrika. De situatie verslechtert met de dag. Het World Food Programme (WFP), een humanitaire hulporganisatie van de VN, luidt de noodklok.
„We verwachten dat voor het eind van het jaar 3,5 miljoen Somaliërs zijn aangewezen op noodhulp”, waarschuwt WFP-vertegenwoordiger Kim J. Frederiksson uit Nairobi. Hij rekent erop dat binnen afzienbare tijd 10 miljoen Somaliërs afhankelijk zullen zijn van voedselhulp. Aanhoudende droogte, stijgende voedselprijzen en toenemende wetteloosheid eisen hun tol.
„Somalië staat op een onheilspellend kruispunt”, waarschuwde Peter Goossens, WFP-coördinator voor Somalië, eind vorige week. Hulporganisaties trekken zich volgens hem steeds verder terug vanwege het geweld van moslimmilitanten. Noodhulp is echter bittere noodzaak. Als het WFP de levering niet binnen een paar maanden kan opschalen, dreigt een ramp die vergelijkbaar is met de hongersnood van 1992 en 1993.
Rivaliserende clans bemoeilijken het werk van het WFP. Het transport van noodhulp over land staat door de gewapende strijd vrijwel stil. Nietsontziende piraten bedreigen de aanvoer over zee. De Koninklijke Marine escorteerde daarom drie maanden lang de VN-transporten met het oorlogsschip Hr. Ms. Evertsen. In twaalf weken tijd verscheepte de marine ruim 42.000 ton voedsel naar Mogadishu. Een opvolger ontbreekt echter.
Anarchie
Anarchie teistert Somalië. Het land staat te boek als ”het zwarte gat van de Hoorn van Afrika”. De wapenhandel tiert er welig. Volgens mensenrechtenorganisaties zijn vorig jaar in Mogadishu zeker 6000 inwoners doodgeschoten, terwijl 700.0000 burgers op de vlucht zijn geslagen. Het ruige en droge land kent sinds 1991 geen centrale regering meer. Clans en op macht beluste krijgsheren staan elkaar naar het leven.
De bevolking van Somalië bestaat -als een van de weinige Afrikaanse landen- uit één stam. De samenleving is verdeeld in vijf grotere clans, die elk op hun beurt weer zijn onderverdeeld in schimmige subclans en subsubclans. De gefragmenteerde samenstelling van de samenleving maakt de vorming van een nationale regering vrijwel onmogelijk.
Medio 2006 veroverde de Unie van Islamitische Rechtbanken (ICU) grote delen van het land, waaronder de hoofdstad Mogadishu. Buurland Ethiopië sprong de regering bij en verdreef een halfjaar later de islamitische rebellen. Sindsdien probeert een zwakke en verdeelde marionettenregering wanhopig orde op zaken te stellen.
Wapens
Mogadishu telt 2 miljoen inwoners en naar schatting 1 miljoen wapens. Het gezag van de overheid is beperkt. Alleen haven, vliegveld en enkele wijken vallen onder regeringsverantwoordelijkheid. In andere delen van de stad struinen nog zeker 15.000 rebellen rond. Schermutselingen kosten vrijwel dagelijks mensenlevens.
De situatie in de stad is gevaarlijk, erkent WFP-coördinator Ahmed Marey in de haven van Mogadishu. Relativerend: „Overal vinden incidenten plaats. New York is ook gevaarlijk.” Het WFP verstrekt in de hoofdstad via vijftien voedselcentra noodhulp. „Burgers moeten in ruil voor voedsel werk verrichten”, legt Marey uit. „Puinruimen en straten vegen.”
De strijd in Somalië laait de laatste maanden op. Rebellengroepen, waaronder het moslimfundamentalistische al-Shabaab, maken de regering het leven zuur met bermbommen, zelfmoordaanslagen, mortieraanvallen en beschietingen.
De overheid en de rebellenbeweging Alliance for the Re-Liberation of Somalia hebben recent een nieuw vredesakkoord gesloten, het vijftiende op rij. „Rebellengroepen leggen binnen 30 dagen de wapens neer”, aldus het verdrag, „terwijl Ethiopische troepen binnen 120 dagen het land verlaten.” Ook nu zijn de verwachtingen niet hooggespannen. Gewapende opstandelingen schieten elk verdrag aan flarden. Bovendien tekent al-Shabaab de overeenkomst niet.
Noodhulp
De pantservoertuigen slaan linksaf. De loop van de .50 mitrailleur steekt dreigend vooruit. Een enkeling vertoont zich in dit deel van Mogadishu met boerka op straat. Ouderen wuiven vriendelijk naar de militairen, kinderen joelen. De Ugandezen zijn -in dit deel van de stad- graag geziene gasten. Een wijk verderop worden ze zonder pardon gelyncht.
Een mensenleven telt in deze stad niet of nauwelijks. Rechts, op een steenworp afstand, doemt Bakara Market op. Straatgevechten in deze woonwijk, onder talloze roestige golfplaten, kostten een dag eerder nog tientallen Somaliërs het leven. „We huilen alleen maar”, vertelt buurtbewoner Yassin. „Ik durf de stad niet meer in.”
Ruim 2000 militairen van Amison, de vredesmissie van de Afrikaanse Unie uit Uganda en Rwanda, schieten de overgangsregering te hulp. Een vergeten missie in een vergeten land. Majoor Barigye Ba-Hoka van de Ugandese vredesmacht blijft optimistisch. „In Somalië is nog niet alles verloren”, doceert de groene baret in de haven van Mogadishu. Hij ziet nog altijd een kans op herstel. „Een reis van 10.000 kilometer begint ook met een eerste stap.”
Een koppel geiten loopt over het haventerrein. Somaliërs bedelen om geld en voedsel. „Hungry, hungry.” Voor de wal ligt een door de VN ingehuurd vrachtschip met 5200 ton Amerikaanse noodhulp afgemeerd. Iets verderop staan tien, twaalf zwaarbeladen trucks met voedsel voor de uitgehongerde bevolking van Somalië.
De situatie lijkt echter uitzichtlozer dan ooit.