Naderen
Het was een onveranderlijke wet van de Meden en Perzen dat al wie tot de troon van de koning naderde zonder geroepen te zijn, zijn leven waagde. Hij moest zeker gedood worden, tenzij de koning hem de gouden scepter toereikte en hem genade bewees.De koningin Esther waagde het tot koning Ahasveros te gaan zonder dat ze geroepen was, om een smeekverzoek te doen voor haar volk. Ze zei: „Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om." De nadering tot de genadetroon van God, de Koning der koningen, is aan allen toegestaan. Het is waar: die toenaderen en menen dat ze het waardig zijn om gehoord en verhoord te worden, hebben niets anders dan de dood te verwachten. Maar die tot God komen in ootmoed en nederigheid en voor God en mensen belijden dat ze grote zondaars zijn en die in de gestalte van de koningin Esther tot de Koning der koningen naderen, zullen niet omkomen. God heeft met een dure eed Zijn belofte bevestigd: Zo waarachtig als Ik leef, Ik heb geen lust in de dood van de zondaar.
In deze tekst zien we een werkheilige Farizeeër en een boetvaardige tollenaar, die beiden in gebed naderen tot de troon van de Koning der koningen.
Joh. Barueth, predikant te Dordrecht
(De predikende en wonder- doende Christus, 1754)