„Je bewijst dat je het vak beheerst”
Voor de derde keer deed hij mee aan ’Haarlem’, vier jaar geleden werd hij zelfs finalist. Deze keer won Gerben Mourik (27) het prestigieuze Internationaal Orgel Improvisatieconcours.
Hoe voelt het: winnaar van ’Haarlem’? „Ja, wel goed. Uiteraard, zou ik zeggen. Ik moest als eerste spelen, zodat ik de anderen ook kon horen. En ik had er gewoon een voldaan gevoel over.”
Wat betekent dit voor je?
„In 2005 was ik winnaar van het improvisatieconcours in St. Albans (Engeland), dat vergelijkbaar is met Haarlem. Dat was toen echt een mijlpaal. Ik zie Haarlem als een vervolg daarop. Het zijn mijlpalen waarmee je bewijst dat je het vak beheerst.”
Hoe vond je het donderdagavond gaan?
„Heerlijk. Ik heb lekker gespeeld.”
Kon je uit de voeten met het thema van Henneman? De juryleden waren geschokt toen ze het onder ogen kregen…
„Geschokt was ik niet. Bij mijn docent Henco de Berg heb ik veel ter voorbereiding gedaan. Maar ik vond het geen prettig thema. Het moeilijke was dat een aantal elementen werd herhaald, terwijl het als geheel te weinig melodisch was. Een goed thema is kort en kernachtig. Dit was erg uitgewerkt, waardoor het als een strak keurslijf voelde. Maar goed, op zo’n moment moet je het ermee doen.”
Je kreeg een uur voorbereidingstijd. De helft daarvan heb je een boek zitten lezen.
„Klopt. Het thema moet in je hoofd zitten, zodat je doorhebt wat de mogelijkheden zijn. Maar ik ga niet een heel schema uitdenken. Dat komt pas als ik ga zitten spelen. Ik heb ook zo veel mogelijk zelf geregistreerd. En dan komt alles bijna vanzelf.”
Hoe vond je dat je collega-improvisators het deden?
„Moeilijke vraag. Jean-Baptiste Dupont kende ik van St. Albans. Qua spirit en enthousiasme zitten wij dicht bij elkaar. Hij was naar mijn idee de geduchtste tegenstander.”
Het publiek koos voor David Franke.
„Ja, hij speelde op een gegeven moment een walsje, en dat vindt het publiek natuurlijk leuk. Sowieso speelde hij wat conventioneler dan de anderen. Maar volgens mij moet je met zo’n thema, dat zo buiten de tonaliteit staat, niet al te conventioneel willen spelen.”
Wat was het mooiste moment tijdens het concours?
„De tweede ronde in de Philharmonie heb ik het prettigst gespeeld. Toen richtte ik me vooral op het publiek. Ik had meer het gevoel met een uitvoering bezig te zijn dan aan een concours.”
Het was de derde keer dat je meedeed aan Haarlem. Wat was het verschil met andere keren?
„Het verschil zat ’m misschien in de jury. Die was, denk ik, gericht op vorm, contrapunt en creativiteit, in die volgorde. En dat sloot goed aan bij wat ik in mijn opleiding meegekregen heb. Ik ben zelf ook in al die jaren gegroeid, absoluut. Ik speel nu in zekere zin wat losser. En met meer rust.”
Over twee jaar weer Haarlem?
„Nee. Tijdens de eerste concoursen waaraan ik deelnam, speelde ik heel onbevangen. Twee jaar geleden en de afgelopen week voelde ik een bepaalde druk vanuit het idee dat mensen veel van je verwachten, waardoor ik toch wat gespannen was. En daar houd ik eigenlijk niet van. Ik had dan ook al besloten dat het de laatste wedstrijd zou zijn. Het hoeft voor mij ook niet meer zo nodig. Als je St. Albans en Haarlem gewonnen hebt, weet je dat je onder druk toch kunt presteren.”