Duizenden transistors in mensenhaar
Computers en chips zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. De mogelijkheden van zogeheten microprocessors zijn de afgelopen jaren dan ook rap toegenomen. De Amerikaanse Chipmaker Intel, precies veertig jaar oud, stond mede aan de wieg van die digitale revolutie, die nog altijd voortraast.
Gordon Moore en Robert Noyce zagen al in de jaren zestig de enorme potentie van transistors, halfgeleiders die in die tijd vooral werden gebruikt in radio’s en versterkers.Een enkele transistor is niet meer dan een schakelaar die simpelweg aan of uit staat. Maar een aaneenschakeling van transistoren -kort gezegd: een chip- is in staat complexe berekeningen te maken. Hoe meer schakelaars, hoe meer gegevens de chip kan verwerken.
Moore en Noyce richtten in 1968 Intel op (voluit Integrated Electronics). Het bedrijf vestigde zich in de streek ten zuiden van San Francisco die bekend zou worden als ”Silicon Valley”, genoemd naar de Engelse naam van het materiaal waarvan chips zijn gemaakt: silicium.
Moore gaf ook zijn naam aan de in de technologiesector nog altijd geldende wet die stelt dat de rekenkracht van chips iedere anderhalf tot twee jaar verdubbelt.
Intel heeft zich de afgelopen veertig jaar ontwikkeld tot een miljardenonderneming die over de hele wereld bekend is. Het bedrijf telt vandaag de dag ruim 86.000 werknemers en behaalde vorig jaar een omzet van ruim 38 miljard dollar. Daarmee is het ’s werelds grootste producent van halfgeleiders.
Volgens Arnout Uittenbroek, die sinds dertig jaar voor Intel werkt in de Benelux en momenteel verantwoordelijk is voor de contacten met grote zakelijke klanten, was de introductie van de personal computer door IBM in 1981 een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de chipmaker. IBM koos Intel om de processors te leveren voor de eerste pc’s. Dat was de eerste stap van het bedrijf richting wereldfaam.
Uittenbroek had in zijn beginjaren bij Intel een hoop uit te leggen op verjaardagen. Het bedrijf verkocht al wel processors en geheugenchips aan grote technologiebedrijven, zoals Philips, maar bleef als zuivere toeleverancier op de achtergrond. „Intel had wel een goede naam bij specialisten, maar was nog lang niet zo bekend als tegenwoordig”, aldus Uittenbroek.
„Na de komst van de pc ging het heel snel.” Intel profileerde zich vanaf 1991 meer op de consumentenmarkt met Intel Inside. Blauwe stickers gaven aan dat een pc was voorzien van een Intelprocessor. Het duurde niet lang voor zo’n sticker werd gezien als een keurmerk. De naam van de processor werd zelfs belangrijker dan die van de computer. „Intel Inside was een heel belangrijke campagne”, aldus Uittenbroek.
De verwerkingssnelheid van chips groeide door de jaren heen razendsnel, in lijn met de wet van Moore. Chipmakers slaagden erin steeds kleinere transistors te maken, waardoor er meer op een chip pasten.
Intel maakt nu transistors van 45 nanometer. Daarvan passen er 2000 in de breedte van een mensenhaar. De transistors op de bekende Pentiumprocessor, die Intel in 1993 op de markt bracht, waren nog bijna twintig keer zo groot.
Er is een fysieke grens voor de grootte van transistors, erkent Intel. Maar die is volgens de woordvoerder nog niet bereikt. Het bedrijf investeert dan ook nog volop in innovatie. Dat heeft Intel ook nodig om zich de concurrentie van het lijf te houden. „Als we vijf keer met onze ogen knipperen, worden we links en rechts ingehaald.”