Dwaasheid
„Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden.”
Mattheüs 25:1Als nu dit Koninkrijk van Jezus Christus zo uitnemend is, ja zo hemels, hoe groot is dan uw dwaasheid, gij wereldgezinde christenziel, die met uw hart de wereld zo vasthoudt en naloopt. U doet dat zonder naar dit hemels Koninkrijk om te zien, met het doel dat u van deze wereld tot dit Koninkrijk mag overgaan om daarvan een rijksgenoot te worden.
O, dwaasheid boven alle dwaasheid. Geliefden, waarheen dwalen toch uw zinnen? Behoorde dit niet uw hart en ziel krachtig te bewegen om de wereld vrijwillig te verlaten en tot dit Koninkrijk over te gaan? Daar waar zo’n hemelse Koning is, zo’n hemels volk, zulke hemelse wetten. Ja, met één woord, daar waar alles zo hemels is en heerlijk. Wat is er dan nog in deze wereld, die zo in het boze ligt? Wie maait er ooit enige goede vruchten van een kwaad en verdorven land?
Hoe kunt u van deze wereld iets goeds verkrijgen voor uw dorstige ziel zolang u deze boze wereld nog blijft aanhangen? U zult daar niets vinden wat eeuwigheidswaarde heeft. Wat zoekt u de levende bij de dode? vroeg eens de engel aan de vrouwen.
Zo mag ik hier ook tot u zeggen: Wat zoekt u Jezus, die hemelse Koning en Zijn hemelse genade bij de dode wereld? Bij de wereld, die door en door zonde en ongerechtigheid is. Alleen in dit Koninkrijk wordt echter de genade gevonden.
Wilhelmus Smetterus,
predikant te Buyrinck
(”Sions wijze en dwaze maagden”, 1677)