Inspectie positief over islamitisch onderwijs
De meeste islamitische scholen vormen geen belemmering voor de integratie van allochtone leerlingen in de Nederlandse samenleving.
Bijna alle scholen hebben een open houding en dragen bij aan de sociale samenhang. Eén school vervult geen positieve rol en levert risico’s op. De helft scoort goed en bij de rest bestaan op onderdelen reserves of twijfels.
Dat stelt de Onderwijsinspectie in een rapport over de 37 scholen in Nederland met een islamitische grondslag, 35 lagere scholen en twee in het voortgezet onderwijs. Minister Van der Hoeven van Onderwijs stuurde het rapport vrijdag naar de Tweede Kamer. Het onderzoek is in lijn met bevindingen van de onderzoeksdienst AIVD, de voormalige BVD, in februari over risico’s van deze onderwijsvorm.
De scholen werken vrijwel hetzelfde als andere scholen: de voertaal is Nederlands, ook in godsdienstlessen, en er zijn moderne onderwijsmethoden. Wel is meer aandacht voor de specifieke behoefte van de leerlingen wat betreft taal en godsdienst. Als er knelpunten zijn, dan gaat het volgens de inspectie dan ook over godsdienstonderwijs en levende allochtone talen.
Bij gebrek aan Nederlandstalige methoden over de islam gaan godsdienstleraren vaak op eigen houtje aan de gang met deze lessen. Met wisselend resultaat, vooral door de diversiteit aan opvattingen over geloofsidentiteit. Vaak is het bestuur of de leiding van de school ook niet goed op de hoogte van de precieze inhoud van deze lessen. De inspectie bepleit professionele ondersteuning van buiten de school.