Afghaanse krijgsheren vechten om aandacht van leger VS
Khawani is een taaie oude vechtjas. Daar kunnen de negentien kogelgaten in zijn lichaam van getuigen. Hij straalt dan ook zelfvertrouwen uit als hij bij de Amerikanen om een baantje komt vragen.
„Commandant Khawani’s mannen bewaken de westzijde van onze basis”, zegt de Amerikaanse legermajoor John Wiegand ter introductie tegen zijn bezoeker als de veteraan zijn kantoor op de luchtmachtbasis Bagram, het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger in Afghanistan, binnenloopt. „Commandant, wat kan ik voor u doen?”
„Aha, dat is de vraag”, zegt Khawani, terwijl hij gaat zitten en zijn benen over elkaar slaat. „Wat kunt u voor mij doen?”
Achter de coulissen van Operatie Duurzame Vrijheid spelen de Amerikaanse strijdkrachten een delicaat spel - banen en humanitaire projecten eerlijk onder de bevolking verdelen en tegelijkertijd tientallen belangrijke krijgsheren tevreden houden.
De regering van president Hamid Karzai heeft weinig geld en buiten Kabul nauwelijks invloed. In veel gebieden zijn de Amerikanen daarom zelf begonnen wegen te bouwen, bronnen te slaan, kapotgeschoten scholen en ziekenhuizen op te lappen en -al doende- werk te verschaffen. De lokale krijgsheren, die in Afghanistan feitelijk de dienst uitmaken, hebben dat snel in de gaten gekregen en inmiddels is een felle concurrentie op gang gekomen om de aandacht en het geld van het Amerikaanse leger. „Ze doen wat leiders altijd doen - er zo veel mogelijk uit slepen voor hun eigen mensen”, zegt sergeant James Pratt, die toezicht houdt op de over Afghanistan verspreide projecten.
Bagram heeft misschien wel het meest geprofiteerd van de nieuwe bedrijvigheid. Op de basis, die verlaten was toen de Amerikanen er kwamen, werken nu meer dan 600 Afghanen. De meesten zijn net als Khawani getrouwen van Baba Jan, een krijgsheer die in een nederzetting op een halve kilometer van de basis woont. De nabijheid van de basis heeft van hem een belangrijk man gemaakt, zegt Wiegand, die aan het hoofd staat van de civiele activiteiten van het leger. „Andere Afghanen zeggen tegen ons: „De VS hebben Baba Jan groot gemaakt””, zegt hij. „Als we bij hem op bezoek gaan, zeggen de mensen: „De VS zijn bij Baba Jan op bezoek geweest.” Het geeft hem enorme status.”
De afgelopen maanden hebben de Amerikanen ook andere lokale leiders, in de provincies Parwan en Kapisa, om arbeidskrachten gevraagd. Dat viel slecht bij Baba Jan, zegt Wiegand. Een Amerikaans konvooi dat vorige maand van een van deze bezoeken terugkeerde, werd aangehouden door strijders van Baba Jan, die hun granaatwerpers op de militairen richtten.
„We waren bang dat ze onvoldoende beveiligd waren”, zegt Baba Jan nu. Maar het leger zegt dat het konvooi werd begeleid door Britse commando’s en met machinegeweren uitgeruste pantservoertuigen, terwijl in de lucht ook nog gevechtsvliegtuigen paraat waren.
Op 5 oktober werd opnieuw een konvooi aangehouden. Ditmaal betrof het de commandant van Bagram, Scott Pritchett, die onderweg was om met twee gouverneurs over de levering van arbeidskrachten te praten. Aan beide zijden werden de wapens getrokken, maar tot schieten kwam het niet. Baba Jan zegt dat het een vergissing was, maar het leger denkt van niet.
„We doen nu wat dingen met hem, proberen hem te degraderen”, zegt Wiegand. „Het weg versperren heeft de verstandhouding geen goed gedaan.” De eerstvolgende vijftig arbeidsplaatsen mogen nog door de vijftien afgevaardigden van de regio Bagram worden verdeeld, maar de honderd die daarna komen gaan naar andere gebieden, zegt hij.
Voor werk op de basis krijgen Afghanen 5 dollar per dag betaald en de baantjes zijn zo in trek, dat er maandag 400 mensen kwamen terwijl er maar tachtig plaatsen open waren. Sommigen waren van heel ver gekomen en toen zij werden weggestuurd, begon de menigte te morren. „Het werd behoorlijk gespannen”, zegt een agent van de militaire politie. „We moesten met een hond komen om ze kwijt te raken.”
Toen Baba Jan afgelopen week een onderhoud had met Wiegand, begon hij meteen over de arbeiders vanbuiten. Hij zei zich bezorgd te maken over de verkeersdrukte die dat met zich mee zal brengen. „Zij hebben het werk op de basis verdeeld, maar die mensen zouden in hun eigen steden moeten werken”, vindt hij.
Terwijl de Amerikaanse strijdkrachten proberen de middelen eerlijk over Afghanistan te verdelen, zijn zij voor hun veiligheid afhankelijk van de dichtstbijzijnde krijgsheren. Het is in Afghanistan nog altijd gevaarlijk. Amerikaanse bases in het oosten van het land worden meermalen per week met geweervuur en raketten beschoten. Lokale Afghaanse strijders werken voor de Amerikanen als gids of extra mankracht bij militaire operaties en bij elke poort van de basis in Bagram staan Afghaanse bewakers die door de militaire politie zijn ingehuurd.
De omgang met de plaatselijke gezagsdrager vindt plaats op vele niveaus, zegt kolonel Roger King, woordvoerder van de Amerikaanse strijdkrachten in Afghanistan. „Elke commandant in Afghanistan, waar hij ook zit, probeert op goede voet te blijven met de plaatselijke shura.”
In Bagram zit het draaipunt van dit evenwichtsnummer in het volgepakte kantoor van Wiegand, waar dozen met krijtjes voor schoolkinderen om ruimte vechten met de wapens van bezoekende militairen. De hele dag komen plaatselijke commandanten en zakenlui langs om te vragen naar aanbestedingen, projecten en arbeidsplaatsen.
Khawani laat een kettinkje met turquoise kralen door zijn vingers glijden terwijl Wiegand over zijn verzoek nadenkt. „Ik zal eens moeten kijken wat arbeidsvoorziening in de aanbieding heeft”, zegt Wiegand. En dan vervolgt hij: „Hoe staan de zaken? Hoe gaat het met uw benzinestation?” Het is een vriendelijk gestelde vraag, maar Khawani lijkt de boodschap te vatten - niet inhalig worden. Hij glimlacht en blijft met zijn kralen spelen. Op de vraag wat voor werk hij zoekt, antwoordt Khawani dat hij alles aanneemt. Dan wendt hij zich tot de tolk en zegt: „Baba Jan zei tegen me dat ik een contract kon krijgen.”