Oliegiganten heersen langs de snelweg
Langs de snelwegen zijn de grote oliemaatschappijen nog altijd de baas. De veiling van benzinestations die in 2002 door de overheid in gang is gezet, heeft daar weinig aan veranderd.
Dit beeld komt naar voren uit een rapport van Stichting Economisch Onderzoek Rotterdam (SEOR) van de Erasmus Universiteit, dat vrijdag naar buiten is gekomen.De overheid begon 5,5 jaar geleden met de veiling om de machtspositie van vier ondernemingen, Shell, BP, Esso en Texaco, te doorbreken. Na jarenlange strijd waren de bedrijven bereid om locaties af te staan, maar echte tegenstand hebben zij de afgelopen jaren niet gekregen. Langs de A-wegen heeft alleen Gulf een noemenswaardig aantal locaties in handen gekregen (vijf stuks). Andere nieuwkomers waren Argos, Tinq en Samba Oil. Zij beschikten echter in oktober 2007 over slechts één pompstation langs een hoofdweg.
Bovendien gaat het alleen om oliemaatschappijen die een plekje langs de snelweg hebben veroverd. Bij de start van de veiling was gehoopt dat ook andere partijen zich in de strijd zouden mengen. De naam Albert Heijn viel vele malen. De supermarktketen was echter bij de veilingen die tot dusver zijn geweest, gemiddeld tien stations per jaar, in geen velden of wegen te bekennen.
Inmiddels rukken de vier grootste oliemaatschappijen alweer op. Nadat bijvoorbeeld Shell aan zijn verplichting had voldaan om pompen af te stoten, kocht het tussen maart 2006 en oktober 2007 er weer twee locaties bij. Met 65 benzinestations langs de grote wegen is de Brits-Nederlandse maatschappij de absolute marktleider. Texaco en Esso volgen met 36 pompen op grote afstand.
Is daarmee de veiling mislukt? Het ministerie van Financiën vindt van niet. Minister Bos liet vrijdag weten dat de huidige veilingmethodiek wordt voortgezet. Hij kan daarbij rekenen op steun van het onderzoeksbureau SEOR. Dat stelt in zijn rapport dat een „majeure” ingreep bij de spelregels van de veilingen waarschijnlijk tot juridische procedures leidt van partijen die de afgelopen jaren hebben meegedaan aan veilingen.
Bovendien zal een andere veilingmethode niet zorgen voor meer marktwerking. Structurele factoren liggen daaraan ten grondslag, zo stellen de onderzoekers van de Erasmus Universiteit. De grote spelers hebben hun netwerken van benzinestations bijvoorbeeld zodanig geoptimaliseerd dat het voor nieuwkomers moeilijk is om dezelfde winsten uit een locatie te halen.
SEOR pleit wel voor wijzigingen. Zo zou bij het veilingsproces meer informatie openbaar moeten worden over de gang van zaken bij de betreffende locatie. Bijvoorbeeld over het aantal getankte liters en de omzet van de pompshop. Daar is nu nog weerstand tegen omdat het zou gaan om bedrijfsvertrouwelijke informatie. Bovendien zou de NMa volgens partijen problemen kunnen hebben met het delen van de informatie, maar SEOR vindt dat de mededingingswaakhond daar zelf antwoord op moet geven.
Aan één onderwerp durft SEOR zich niet te branden. Of de oliemaatschappijen wel op de prijs met elkaar concurreren. Daarvoor zouden volgens de onderzoekers te weinig gegevens beschikbaar zijn. Meer onderzoek is nodig, maar SEOR durft al wel te stellen dat de komende veilingen niet tot veel meer prijsconcurrentie zullen leiden. Grote partijen zouden daarvoor te veel waarde hechten aan hun benzinestations. Bovendien profiteren zij van het feit dat veel weggebruikers met pasjes tanken, die daardoor de prijs niet zelf in de portemonnee voelen.