„Stap van vmbo naar havo moet soepeler”
De Tweede Kamer vindt dat leerlingen in het voortgezet onderwijs meer mogelijkheden moeten krijgen om diploma’s te ’stapelen’ en over te stappen van het ene naar het andere schooltype.
Zo willen CDA en PvdA onder meer dat leerlingen kunnen overstappen van vmbo 3 naar havo 3. Ook moet de overheid weer gaan stimuleren dat leerlingen na het vmbo- hun havodiploma gaan halen en na het havo- hun vwo-diploma. Dat bleek dinsdag in de Tweede Kamer tijdens het debat over het rapport van de commissie-Dijsselbloem over onderwijsvernieuwingen.Op dit moment kunnen leerlingen met bepaalde vmbo-diploma’s overstappen naar de havo 4. Havisten kunnen al wel met een diploma naar het vwo. Maar sinds de jaren negentig stimuleert de overheid dit zogeheten stapelen niet meer, omdat elke vorm van voortgezet onderwijs een eigen kolom van vervolgonderwijs heeft en omdat het niet efficiënt werd geacht. De Kamer verwacht dat door het bevorderen van de overstapmogelijkheden uiteindelijk meer leerlingen een hoger diploma behalen.
De Kamer heeft echter niet alleen oog voor de leerlingen met intellectuele capaciteiten. Ze vindt dat er ook meer oog moet zijn voor leerlingen met praktische gaven. Te veel is in de jaren negentig de nadruk gelegd op gelijkheid, zo vinden de meeste fracties. De Kamer wil daarom af van de regel dat leerlingen maximaal vijf jaar op het vmbo mogen blijven zitten. Als een kind zes jaar nodig heeft voor een diploma dan zou daarvoor ruimte moeten zijn. Ook moet het vmbo meer mogelijkheden bieden voor kinderen die gericht zijn op de praktijk, vindt de Kamer.
PvdA-Kamerlid Depla stelde gisteren voor om groepen leraren de mogelijkheid te geven zich van scholen af te splitsen. Ze moeten daarvoor wel steun hebben van de ouders. CDA-Kamerlid Van Dijk noemde het voorstel „heel gek.” Volgens hem zijn er binnen de huidige wetgeving voldoende mogelijkheden om nieuwe scholen te starten. ChristenUnie-Kamerlid Slob denkt dat het PvdA-voorstel in strijd is met de Grondwet.
SGP-Kamerlid Van der Vlies bepleitte een terughoudende rol van de overheid ten aanzien van het onderwijs. De overheid moet zich naar zijn mening beperken tot de deugdelijke inrichting van het onderwijs en zich niet uitspreken over idealen als zelfontplooiing en doelen als kwaliteit.