Zwakheden
„Alzo zullen de vrijgekochten des Heeren wederkeren en met gejuich tot Sion komen…” Jesaja 51:11
De zomertijd wordt niet zo gebruikt als het behoort. Integendeel, hij wordt veel misbruikt tot zondige vermaken en ijdele uitspattingen. Maar er is ook veel stinkend onkruid dat overal opschiet. Dat ligt niet aan de zomer, noch aan de warmte, want die zijn beide goed, maar aan de verdorvenheid van het hart.Hoeveel grote zwakheden kleven er aan Gods kind. Hoe vervalt hij zo spoedig tot onbetamelijke dingen, zodat hij met schaamte en droefheid moet uitroepen: Hoe is het mogelijk dat ik mij aan zulke zonden zo dikwijls kan schuldig maken? Hij moet zeggen: „Toen was ik onvernuftig en wist niets, ik was een groot beest bij U”, Psalm 73:22. Leert de ondervinding niet dat de beste en de grootste christenen, die als bomen in de zomer vol vruchten staan, tot zware zonden kunnen vervallen en dat zo spoedig? In het bijzonder zien we dit bij David, Salomo en Petrus. Zij zullen dit met droefheid bevestigen.
In de winter is alles dor, schraal en koud. Er is veel duisternis en weinig licht, waardoor de mens trager wordt in de heiligste verrichtingen. Bij een klagende ziel is het gelijk als in de winter. Immers, hij is meer overdekt met de duisternis van zwaarmoedige gedachten dan bestraald met het licht van blijmoedige werkzaamheden.
Jeremia Hollebeek,predikant te Leiderdorp (”De zomer en de winter van een waar gelovige”, 1750)