„Bewijs voor bestaan Jezus”
In Israël is mogelijk het eerste archeologische bewijs voor het bestaan van Jezus van Nazareth ontdekt. Een inscriptie op een ossuarium, een kalkstenen huisje waarin beenderen werden bewaard, zou een van de eerste historische buitenbijbelse verwijzingen naar Jezus zijn.
Dat blijkt uit een artikel in het Amerikaanse tijdschrift Biblical Archaeology Review. De inscriptie ”Jakobus, zoon van Jozef, broer van Jezus” is in het Aramees in het ossuarium gegraveerd. Het Aramees is een oude, aan het Hebreeuws verwante taal die ongeveer 2000 jaar geleden werd gesproken. Jakobus, een jongere broer van Jezus, komt in het Nieuwe Testament voor.
Het inmiddels lege ossuarium, dat in handen is van een anonieme verzamelaar in Jeruzalem, dateert uit de eerste eeuw na Christus (ongeveer het jaar 63). De Franse paleograaf André Lemaire van de Sorbonne-universiteit in Parijs, die het object van 50 centimeter voor het eerst heeft bestudeerd, schrijft in het artikel dat hij gelooft dat de inscriptie verwijst naar de bijbelse Jezus.
Lemaire stelt dat zowel de schrijfstijl als het feit dat ossuaria in gebruik waren tot ongeveer 70, zijn visie ondersteunen. Jakobus is, aldus de Joodse historicus Josephus, in 62 gestenigd.
De namen Jozef, Jacobus en Jezus kwamen in de tijd van Jezus veelvuldig voor. De combinatie van de drie namen is statistisch gezien echter opvallend, aldus het tijdschrift. Ook de aanduiding „broer van” is volgens Lemaire ongewoon op een ossuarium. Het is volgens hem een indicatie dat Jezus een bekend persoon was.
Lemaire kwam het kalkstenen kistje min of meer toevallig op het spoor. Hij ontmoette op een feest in Jeruzalem een verzamelaar die vertelde dat hij vijftien jaar geleden tussen de 200 en 700 Amerikaanse dollar voor het ossuarium had gegeven. Het was gestolen uit een graf in een buitenwijk van Jeruzalem.
Amerikaanse theologen hebben al gesproken van de belangrijkste archeologische vondst sinds die van de Dode-Zeerollen. Maar archeologen waarschuwen dat je gestolen kunstvoorwerpen altijd sceptisch moet behandelen. „Wanneer iets uit het niets verschijnt en we weten niet van welke plaats het komt, zijn er allerlei mogelijkheden. Dat het niet oud is. Of dat het wel oud is maar later is veranderd”, zegt Glenn Schwartz, archeoloog aan de John Hopkins-universiteit in Baltimore.
Uit een analyse van het Geologisch Onderzoeksinstituut van Israël blijkt dat het kistje werkelijk ongeveer 2000 jaar oud is. Prof. dr. J. McRay, emeritus hoogleraar van het Wheaton College, noemt het onderzoek van het laboratorium „overtuigend. Zes verschillende onderdelen van de patina (ouderdomskenmerken) van de steen zijn bekeken. Mensen die geen christen zijn, hebben bevestigd dat het in de eerste eeuw moet worden gedateerd en dat er geen bewijs is voor recente aanpassingen van de kist.”
Archeologen betreuren het dat het kistje op de zwarte markt is verkocht. Daardoor missen ze de rest van het materiaal dat in de omgeving aanwezig was en dat zou hebben kunnen helpen om de overgebleven vragen te beantwoorden.