”Eeuwig licht” brandt weer in Sinai Centrum
Met een laatste lik verf op een door cliënten geschilderd doek en het ontsteken van een ”eeuwig licht” heeft prinses Margriet woensdag de nieuwe locatie van het joodse Sinai Centrum in Amstelveen geopend.
Het centrum, dat eerst gevestigd was in de bossen bij Amersfoort, is gespecialiseerd in het behandelen van psychologische klachten die zijn veroorzaakt door oorlog, geweld en verlies. Daarnaast begeleidt de instelling mensen met een verstandelijke handicap.In het bijzijn van ruim 200 genodigden sprak C. de Bode, voorzitter van de raad van bestuur van het Sinai Centrum, prinses Margriet toe. „We hebben de Joodse identiteit teruggebracht in het gebouw. Het Joodse volk gaat altijd weer door in zijn ontwikkeling en dat beleef je in dit gebouw. Het gebouw heeft veel zichtlijnen naar buiten: aan het einde is altijd licht, een diepe Joodse waarde die we hier koesteren.”
In de sjoel ontstak prinses Margriet -in navolging van haar moeder- het eeuwig licht. Zij werd daarbij begeleid door rabbijn Jacobs.
De instelling behandelt onder anderen Joodse mensen met psychologische problemen die voortkomen uit de Tweede Wereldoorlog, vertelt De Bode. „Die problemen komen ook bij mensen in de derde generatie na de oorlog nog voor. Daarnaast vinden ook oude Indiërs en andere oorlogsveteranen meer en meer hun weg naar het Sinai Centrum.”
De Sinai Kliniek, voorloper van het Centrum, opende in 1960 in Amersfoort haar deuren als opvolger van de Joodse Psychiatrische kliniek Het Apeldoornsche Bosch. Uit die kliniek werden in 1943 alle patiënten en medewerkers door de nazi’s naar Auschwitz gedeporteerd. Vrijwel niemand keerde terug.
Een van de huidige veteranen in behandeling is Michael Cahsay. De oud-marinier wordt sinds twee jaar behandeld voor een posttraumatisch stresssyndroom. Hij „draaide thuis door” na missies in Irak, Kosovo en Cambodja. „Ik ging veel drinken, raakte helemaal de weg kwijt. Hier kreeg ik twee behandelaars die mij door praten weer een beetje op het rechte pad hebben gezet, al ben ik nog niet genezen.”