Aandacht voor vergeten vrouwen
Vrouwen hebben het hart van Anneke Companjen-van Olst (59) uit Harderwijk. Wanneer ze met haar man, internationaal directeur van Open Doors, meereist naar Vietnam, China of India, is ze dan ook blij dat als vanzelf de echtgenotes van vervolgde voorgangers bij de gesprekken aanschuiven. Vrouwen voor wie volgens haar lange tijd te weinig aandacht was. Het beschrijven van hun levens in twee boeken bracht niet alleen deze vervolgde christenen winst. „Hun verhalen zetten me stil bij de vraag: in hoeverre ben ík bereid een prijs voor míjn geloof te betalen?”
Op het visitekaartje van Anneke Companjen prijkt slechts haar naam. De titel ”Internationaal coördinator Women to Women” ontbreekt. Wellicht is het omdat ze op vrijwillige basis werkt bij de organisatie Open Doors, die zich inzet voor christenen in de lijdende kerk. „Van ons bestuur mag ik met mijn man meereizen als ik denk dat ik iets aan zijn missie kan toevoegen.”Daarbij vraagt ze graag aandacht voor het werk van Women to Women, de tak van Open Doors die vrouwen stimuleert om voor vrouwen elders te bidden. „Sinds het uitkomen van mijn boeken krijg ik veel kansen om te spreken. Inmiddels zijn al in tien landen vrouwengebeds- en schrijfgroepen actief.”
Aan haar enthousiaste manier van vertellen is duidelijk te merken dat ze geniet van de dingen die ze doet. „Ik zet me graag actief voor anderen in. Dat had ik als tiener al. In de vrije evangelische gemeente van Oldebroek, waar ik ben gevormd, deed ik zondagsschool, clubwerk en was ik een enthousiast lid van de jeugdvereniging.”
Hoewel de familie het thuis niet breed had, bewaart ze aan haar vroege jaren goede herinneringen. „Ik kom uit een middenstandsgezin. Mijn vader had een zaak in woninginrichting. Er moest hard worden gewerkt, maar de sfeer was warm.”
In haar geboortedorp leerde ze haar latere man, Johan Companjen, kennen. „Hij was tijdens mijn tienerjaren een jongen van de wereld. Johan wilde voetballer worden, het liefst bij het Nederlands elftal. Enkele jaren later veranderde dat. De vraag ”Wat wilt U dat ik doen zal?” begon toen voor hem te leven. Hij was daar biddend mee bezig. Ook ik begon in die tijd steeds meer vanuit Gods Woord te leven. Dat bracht ons bij elkaar.”
Toen ze samen een samenkomst van Anne van der Bijl bezochten, werden beiden geraakt door de boodschap die hij bracht. „Ik begon opeens te zien dat ik al die tijd een heel egoïstische christen was geweest. Ik wilde graag Zijn zegeningen, maar stelde daar niets tegenover. We zijn na de dienst samen op de knieën gegaan in de winkel van mijn vader. En we hebben God gezegd dat Hij het vanaf nu in ons leven voor het zeggen mocht hebben. Wat dat ons ook zou kosten.”
Al snel werd duidelijk dat aan die beslissing een prijskaartje hing. „Johan kon niet loskomen van een vacature voor technisch medewerker in Vietnam, ter versterking van de zendelingen die via Kruistochten (het latere Open Doors) in Danang zaten. Het was 1968, midden in de tijd van de Vietnamoorlog. Ik zou dat jaar beginnen als onderwijzeres in Dronten. Ik was juist een maand voor zendingsorganisatie Operatie Mobilisatie weggeweest en had gehoopt het nooit meer zo lang zonder hem te hoeven stellen. Toch besloten we dat hij zou gaan. Voor een jaar.
Ik heb op Schiphol in tranen afscheid genomen. Ik vroeg me af of ik hem ooit zou terugzien. Het was zwaar, voor ons allebei. Maar achteraf gezien heeft dat jaar wel de basis voor ons huwelijk gelegd. We hebben enorm veel brieven geschreven en alles wat er gebeurde samen kunnen delen.”
Johan kwam terug en het stel trouwde. Samen vertrokken ze naar een Bijbelschool in Engeland. Na enkele jaren kwam er opnieuw een vacature in Vietnam, nu via de CAMA zending (Christian and Mission Alliance). Toen hun tweede kindje een maand oud was, stapten ze -nu met z’n vieren- op het vliegtuig naar Vietnam. „We hadden gedacht er jaren te blijven, maar na twee jaar namen de communisten in 1973 de macht over en werd het voor buitenlandse christenen te gevaarlijk. Halsoverkop moesten we terug.”
Deze gebeurtenis riep bij haar veel vragen op. „Ik vroeg me af waarom we ergens naartoe werden gestuurd waar we ons werk niet konden voltooien. Nu zie ik dat onze periode daar toch zinvol is geweest. Nog steeds hebben we in ons werk profijt van contacten die we toen hebben gelegd.”
In hun jaren in Vietnam leerden ze K’Sup Nri kennen. Een vrouw die was getrouwd met een predikant van de Stiengstam. „Toen ik haar voor het eerst zag, maakte ze veel indruk op me. Ze was ze in verwachting van haar eerste kindje en trok erg op onze kinderen aan.”
Het levensverhaal van deze vrouw zou jaren later voor Anneke Companjen de aanleiding zijn meer aandacht te gaan vragen voor echtgenotes van vervolgde christenmannen. „Nadat wij uit Vietnam vertrokken, vernam ik jaren niets meer van haar. Pas later hoorde ik hoe het met haar was afgelopen. Haar man was opgepakt en toen hun tweede kindje werd geboren, stond ze helemaal alleen. Na jaren onzekerheid kreeg ze van de communisten te horen dat haar man was overleden.
Haar wereld stortte in. Wat moest ze zonder hem? Toen een man lief voor haar was, trouwde ze met hem. Enige tijd later bleek haar man nog te leven, zijn broer was in het gevangenkamp overleden. Uit pure wanhoop nam ze vergif in en beroofde zich zo van het leven.”
Companjen sliep er tijden slecht van. „Niet alleen de mannen, naar wie tot die tijd bijna alle aandacht uitging, maar ook de vrouwen in landen waar christenen worden vervolgd, leden onnoemlijk. En wij waren hen vergeten!”
Dat klinkt als een aanklacht tegen de organisatie van uw eigen man.
„Ik zie het anders. De tijd was er nog niet rijp voor om ons behalve op de mannen ook op de vrouwen te richten. Open Doors was klein en de nood groot. Er waren zo lang geen mogelijkheden geweest mensen in gesloten landen van Bijbels te voorzien; nu er enige ruimte was, ging dat gewoon voor.
Ook toen ik het verhaal van K’Sup Nri hoorde, wist ik nog niet wat ik ermee moest. Wat Open Doors hiermee kon. Ik heb de nood bij God gebracht. Heb Hem gezegd: „Heere, als ik iets kan doen, gebruik me dan.” Maar ik zat thuis met drie kleine kinderen. Wat kon ik?”
Hoor ik daarin een zekere frustratie?
„Ik heb dat eerlijk gezegd wel een moeilijke periode gevonden. Ik ben niet zo’n type dat genoegen vindt in luiers verschonen. Johan was regelmatig op reis. Soms weken achter elkaar, zonder dat ik contact met hem kon hebben. In die periodes kwam alle zorg voor de kinderen op mijn bord.”
Door een gesprek met een Vietnamese vrouw kreeg ze toch vrede over de situatie. „Zij was dochter van een zendingsechtpaar en vertelde dat ze erg had geleden omdat haar moeder het zendingswerk boven het gezin had gesteld. Dat raakte me, want ook ik had daar de neiging toe. Toen besefte ik dat ook ik een roeping had: thuis in mijn gezin.”
Dus geen baan buitenshuis voor moeders?
„Ik zou niet snel zeggen dat moeders van jonge kinderen geen baan buitenshuis mogen hebben. Maar ik denk wel dat veel vrouwen te weinig beseffen dat het werk in het gezin heel veel waarde heeft. God ziet in het verborgene. Ook taken die in onze maatschappij weinig aanzien hebben, ziet Hij.”
Zodra de kinderen zelfstandig werden, ging Anneke Companjen vaker met haar man mee op reis. „Doordat ik erbij was, schoven ook de echtgenotes bij de gesprekken aan. In veel culturen is het namelijk niet gebruikelijk dat mannen met vrouwen praten. Ze zouden er niet eens bij komen zitten. Nu vroeg ik naar hun verhaal. En ze stortten maar wat graag hun hart uit.”
Zodra ze thuis kwam, werkte Anneke Companjen de gesprekken met de vrouwen uit. „’s Nachts, toen ik nog last van de jetlag had.” Haar man stuurde enkele verhalen naar kennissen en kreeg steeds de reactie: „Hier moet Anneke iets mee doen.” Ze besloot de verhalen, samen met latere levensbeschrijvingen, te bundelen in een boek.
”Vergeten vrouwen” en ook het vorig jaar uitgekomen ”Zingen in de nacht” stellen het leven van deze vrouwen centraal. „Een lezer zei laatst tegen me: „Oh, wat verschrikkelijk, wat hebben deze mensen het moeilijk. Dat is waar, maar met zo’n opmerking heeft hij toch maar de helft van mijn boodschap begrepen. Deze mensen kennen verschrikkelijk verdriet, veel pijn en grote eenzaamheid, maar ze hebben ook een geweldige God, Die kracht geeft in die pijn. Ik zie in hun leven dat het waar is wat er in de Bijbel staat: „Ook al ga je door een dal van diepe duisternis, God is bij je.” Dat bemoedigt enorm.”
Ook in haar persoonlijke leven heeft ze veel aan de lessen van de vrouwen uit de lijdende kerk. „Ik ben -en ik denk veel vrouwen met mij- snel geneigd me te bedenken wat ik allemaal niet heb. Als de vrouwen dat daar zouden doen, zaten ze de hele dag te huilen. Maar als ze naar God kijken, worden ze boven de omstandigheden uitgetild. Dan valt al het aardse weg. En kunnen ze toch vrede vinden. Daar kunnen wij toch geweldig veel van leren!”
Vervolgde christenen hebben volgens Companjen bovendien een veel groter besef van het tijdelijke dan hun westerse geloofsgenoten. „Wij zijn zo verslaafd aan onze welvaart. We zeggen wel dat we leven als christenen, maar doen net alsof het leven draait om het hier en nu. Daardoor verlangen we vaak niet erg naar de hemel. We hebben het hier immers goed genoeg.
Ik heb laatst de kamer in het verzorgingshuis waar mijn moeder tot haar overlijden woonde, leeggehaald. Het was binnen een halfuur gedaan. Toen besefte ik het weer: wat maak ik me vaak druk met het vergaderen van spullen waar ik later niets meer aan heb.”
Companjen heeft ook van de vervolgde christenen geleerd dicht bij Gods Woord en met het gebed te leven. „Ik ben christelijk opgevoed, heb op een Bijbelschool gezeten, ben zendelinge geweest, maar van deze mensen heb ik geleerd dat je geen dag zonder de Bijbel kunt. Het gebeurt zo vaak dat als ik niet weet wat ik moet beginnen, God me door Zijn Woord antwoordt. Dat ik ’s morgens tijdens m’n stille tijd m’n Bijbel opendoe en zie: hier staat het. Dan kan ik alleen maar zeggen: „Dank U wel voor Uw Woord voor mij.”
U schrijft in uw boeken over vrouwen die het zwaar hebben omdat hun man maanden van huis is om in gevaarlijke omstandigheden Bijbels te verspreiden. Hoe kijkt u daar tegenaan?
„Dat soort situaties komt vooral in China voor. Ik weet dat ik toen ik ervan hoorde, meteen vragen heb gesteld. Kan dit wel? Maar ik heb ook geleerd om de situatie tegen de culturele achtergrond te bezien. Er is daar zo’n honger naar het Woord van God. Er is zo lang geen mogelijkheid geweest om Bijbels te verspreiden. Dat kennen wij in Nederland niet.
In China is bovendien lange tijd helemaal geen aandacht geweest voor het gezinsleven. Bij veel christenen leeft het idee dat het werk voor de gemeente veel belangrijker is dan aandacht voor je man of je kind. Dat is ook de reden dat Open Doors huwelijkscursussen organiseert waarvoor zowel de man als de vrouw wordt uitgenodigd.”
Het spanningsveld tussen kerkenwerk en gezin bestaat toch ook in Nederland?
„Jazeker. Het is goed als kerkenraadsleden zich ook hier afvragen of ze de juiste prioriteiten stellen. Johan was ook veel weg voor Gods Koninkrijk, maar hij vroeg mij altijd of het goed was dat hij ging. Eén keer heeft hij voor mij een reis afgezegd, omdat zijn aanwezigheid in het gezin toen even heel hard nodig was. Toen kon ik weer jaren vooruit.
Ook Chinese vrouwen hebben nodig te weten dat hun echtgenoot hun gezin het allerbelangrijkste vindt. Het is pijnlijk als hun man, wanneer die uit de gevangenis komt, eerst naar de kerk gaat, en pas daarna naar huis. Want zíj hebben al die tijd het gezin draaiende gehouden. Chinese mannen moeten leren dat zorgen voor je gezin geen ongehoorzaamheid aan God betekent.”
Een belangrijk thema in Companjens boeken is vergeving. Juist in levens van vervolgde christenen is dit soms erg moeilijk. „Ik heb in de loop van de jaren geleerd dat vergeven een proces is. Een moeilijk proces. Toch blijft het vergeven van vriend en vijand een principe dat de Heere Jezus Zelf ons voorhoudt. En Hij legt ons geen lasten op die te zwaar zijn.
Ik sprak laatst Semse Aydin, van wie de man een jaar geleden in Turkije is vermoord. Zij zegt dat ze de dader heeft vergeven. Onvoorstelbaar eigenlijk. Maar als we ergens in kunnen tonen dat we volgelingen van de Heere Jezus zijn, dan is het hierin. Omdat het zo anders is dan in de wereld gebruikelijk.”
Dat wil volgens Companjen niet zeggen dat vervolgde christenen nooit aanvechtingen kennen of het moeilijk vinden te geloven. „Juist niet. En daarom is het ook zo belangrijk dat we voor deze broeders en zusters blijven bidden.”
Bidden helpt?
„Jazeker! Ik denk daarbij weer aan K’Su Nri. Ik weet zeker dat het voor haar wat had uitgemaakt als ze had geweten dat er mensen waren die voor haar baden. Als ze had geweten dat de wereldwijde kerk haar niet had vergeten. Want wat moet zij zich ongelooflijk alleen hebben gevoeld.
Wijzelf hebben ook heel persoonlijk de kracht van het gebed ervaren toen onze zoon Martijn een ernstig auto-ongeluk had gehad. Hij lag in coma. Johan had één collega daarvan op de hoogte gesteld. Die stuurde daarop faxen rond. De situatie was ontzettend ingrijpend, maar toch voelde ik me een bevoorrecht mens omdat ik wist dat in zo ongeveer de hele wereld mensen voor hem baden. Dat was zo’n geweldige bemoediging. Alleen al daarom was die ervaring goed. Om de kracht van het gebed een keer van de andere kant te mogen ervaren.”
In een van uw boeken staat dat christenen uit de lijdende kerk voor christenen in Nederland bidden.
„Ja, dat doen ze echt. Zij hebben goed door dat de vijand daar duidelijk is, maar hier niet. We worden door het materialisme, de welvaart, het geld zo snel van God afgetrokken. Er worden ons dingen wijsgemaakt die tegen de Bijbel ingaan. En als je niet genoeg Bijbelkennis hebt, ben je snel geneigd daar in te trappen.”
Ook in Nederland wordt er geknaagd aan de godsdienstvrijheid van christenen.
„Ik denk dat er twee verschuivingen zijn. Aan de ene kant is er meer openheid. Meer respect voor de mening van iemand anders. Maar aan de andere kant neemt inderdaad de onverdraagzaamheid tegen christenen toe. Ook in landen waar vervolgingen heersen, was dat vaak een eerste stap. Dat zet wel aan het denken.”
Hoeft u om de lijdende kerk te bezoeken straks het land niet meer uit?
„Daar durf ik weinig over te zeggen. Wel staat vast dat aan het volgen van de Heere Jezus een prijskaartje hangt, en niet alleen voor de mensen in Noord-Korea of China. Ik heb wat dat betreft dan ook veel respect voor mensen die voor aan het front staan. Je zult maar in de Tweede Kamer zitten. Of de enige christen in je klas zijn. Of op je werk met de nek worden aangekeken omdat je Jezus volgt.”
Voorbereidingen treffen op vervolgingen kan volgens Anneke Companjen geen kwaad. Hoe? „Door nu al te leven vanuit het Woord. Eerlijk zijn, klaar staan voor een ander, mensen in moeilijkheden bemoedigen. Wie nu al geen arm om iemand heen slaat, kan niet verwachten dat hij die steun van een ander wel zal krijgen als hij het zelf moeilijk heeft.”
Christenen die gevangen zitten, benadrukken het belang van het uit het hoofd leren van Bijbelteksten. Welke tekst zou iedereen moeten kennen?
„Ik denk meteen aan de woorden „Mijn genade is U genoeg”, uit 2 Korinthe 12. Ook in Psalm 23 zit een enorme rijkdom die mensen uit de lijdende kerk steeds benadrukken. Uit elk woord uit die psalm kun je enorme kracht putten. Vorig jaar heb ik Psalm 91 uit m’n hoofd geleerd. „Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.” Wat wil je als mens nog meer? Bij God ben je veilig. Het valt me de laatste tijd verder op hoe vaak er in de Bijbel over rotsen wordt gesproken. Christenen staan niet op drijfzand, maar op de Rots. Dat is toch geweldig. Ook als alles in je leven schudt, geeft die zekerheid houvast.”