Evangelist van ”Change and Hope”
Alleen Hillary Clinton wil er nog niet aan. Zij zegt te zullen vechten tot het bittere einde. Maar iedere weldenkende Amerikaan weet dat de race gelopen is. Barack Obama is de Democratische kandidaat voor het Amerikaanse presidentschap. Veel kiezers zien in hem de man die de VS weer hoop en perspectief zal geven. Hij belooft ”change”, verandering. Maar wat die verandering voorstelt, blijft vaag. Al is wel duidelijk dat een ethisch reveil niet voor de hand ligt.
Vriend en vijand zijn het er wel over eens dat de in 1961 geboren senator van Illinois op een intelligente manier campagne heeft gevoerd. Vergeleken met zijn belangrijkste rivale, Hillary Clinton, is hij politiek gezien nog maar een groentje.Hillary kan bogen op een jarenlange ervaring op allerlei niveaus. Als echtgenote van Bill Clinton heeft ze mogen meekijken over diens schouder toen hij als gouverneur de staat Arkansas bestuurde en toen hij in het Witte Huis de scepter zwaaide. Mrs. Clinton zelf zat vanaf 2000 in de Senaat. Kortom, de voormalige first lady heeft een rijke politieke ervaring waarbij die van Obama schril afsteekt. Hij is immers nog geen vier jaar lid van de Senaat.
Ondanks die achterstand is de Afro-Amerikaan erin geslaagd bij de voorverkiezingen de meeste Democratische gedelegeerden achter zich te krijgen dankzij een slimme campagne. Vanaf het begin heeft de jurist uit Chicago zijn medewerkers duidelijk gemaakt wars te zijn van dramatiek. Hij voert de verkiezingsstrijd volgens een consequente en goed geregisseerde strategie; van paniekreacties moet hij niets hebben. „We hebben een goed verhaal en dat dragen we consequent uit”, is zijn boodschap. Opiniepeilingen brengen hem nauwelijks van de wijs. „We gaan samen stijgen en dalen”, zei hij tegen zijn medewerkers bij de start van de strijd om de nominatie.
Obama was bijvoorbeeld niet van slag door het feit dat rijke geldschieters hem links lieten liggen en vooral Hillary financierden. Hij boorde andere geldbronnen aan door zich te richten op de kleine man, vanuit het besef dat vele kleintjes ook een grote maken.
Geldmachine
Anderhalf miljoen Amerikanen stortten geld in zijn campagnekas. Veel mensen gaven hem in eerste instantie niet meer dan 25 dollar. Door via internet deze donateurs met persoonlijk geadresseerde nieuwsbrieven geregeld te benaderen, bereikte Obama dat op de eerste gift vaak een tweede of derde volgde. Obama gebruikte als eerste kandidaat het medium internet echt als geldgenerator.
Inmiddels heeft hij 250 miljoen dollar binnengehaald; een bedrag waar Hillary met tranen van nijd en afgunst naar kijkt. Zij heeft geregeld financiële problemen en moest al enkele malen haar privékapitaal aanspreken om de campagne te kunnen voortzetten.
In de verkiezingsstrijd koos Obama ervoor om er vanaf het begin voluit tegen aan te gaan. Hij voerde campagne in alle vijftig staten, terwijl Hillary besloot pas vol gas te geven rond Super Tuesday. Ze dacht op die dag haar niet-blanke rivaal in één keer knock-out te kunnen slaan. Dat is een kardinale misrekening gebleken.
De successen die Obama in de aanloop naar Super Tuesday boekte, zetten de toon. Ze deden de achterstand die hij enkele maanden eerder in de peilingen op Clinton had (20 procent, begin november) snel slinken. De vroege overwinningen gaven veel Amerikanen het gevoel dat Obama wellicht een redelijk alternatief zou kunnen zijn.
Charisma
Doorslaggevend lijkt echter de boodschap van Obama te zijn en de manier waarop hij die brengt. Obama is een charismatisch figuur; een redenaar zoals er maar weinigen zijn. Zijn bronzen stemgeluid alleen al is voldoende om mensen te betoveren. Hij weet daar ook goed gebruik van te maken. Zelden zal hij zich laten verleiden tot het spreken op hoge toon, zoals veel zwarten gewend zijn. Zelfs bij geroezemoes in de zaal blijft Obama beheerst en kalm in zijn spreken. „Het is alsof hij gewoon met je zit te praten”, zeggen Amerikanen vaak na afloop van een redevoering van de aanstormende presidentskandidaat.
Maar nog meer zijn mensen geboeid door hetgeen Obama belooft. Zelf vat hij dat samen met de woorden ”Change and Hope”, verandering en hoop. Nou, dat spreekt veel Amerikanen aan. Ze zijn het moe geregeerd te worden door een van de twee clans (de families Bush en Clinton) die afwisselend al bijna twintig jaar in Washington de scepter zwaaien.
Obama wil een einde maken aan de economische malaise, een boodschap die bij de huidige kredietcrisis als muziek in de oren klinkt. Hij belooft snel de oorlog in Irak te stoppen. Ook dat is voor een groeiende groep kiezers een blijde boodschap, omdat ze steeds meer twijfelen aan het nut van de strijd rond de Eufraat en de Tigris.
Samenbindend
Vooral zijn veel burgers van de blank-zwarte kandidaat geporteerd omdat hij zegt de groeiende tegenstellingen tussen groepen in de samenleving te willen keren. De eerste keer dat hij op een democratische partijconventie sprak, in 2004, stelde hij al dit thema aan de orde. „Er is geen liberaal en conservatief Amerika. Er is alleen maar de Verenigde Staten van de Amerika. Er bestaat geen zwart Amerika naast een blank Amerika en naast een Amerika van latino’s en Aziaten. Er bestaat alleen maar een Verenigde Staten van Amerika.”
Hetzelfde geluid liet hij horen toen hij op 27 december vorig jaar een verkiezingstoespraak hield in Iowa. Als hij het Witte Huis zou betrekken, beloofde hij de kiezers „de natie te genezen van verdeeldheid en de volken van deze wereld bij elkaar te brengen.” Met een pathetiek die herinnerde aan de beroemde toespraak van Martin Luther King schilderde hij een hoopvolle toekomst voor Amerika en een wereld waarin „Republikeinen als vrienden spreken met Democraten en Amerikanen overleggen met Iraniërs en Syriërs.”
In dat kader speelt voor Obama het geloof een belangrijke rol. Het is een bindmiddel dat tegenstellingen opheft. Het is voor hem de morele kracht die nodig is om Amerika’s problemen aan te pakken. Toen hij op 10 februari 2007 bekendmaakte dat hij zich kandidaat stelde voor het presidentschap, zei hij: „We moeten het cynisme dat zo alomtegenwoordig is, overstijgen en de Amerikanen vragen weer in iets te geloven.”
Keus voor geloof
Dat het geloof waarde heeft, is voor Obama geen vraag. Maar wat dit persoonlijk voor hem inhoudt, blijft tamelijk onduidelijk. Zelf kreeg hij geen religieuze opvoeding. Zijn vader, die hij nauwelijks gekend heeft, was van moslim atheïst geworden en zijn moeder kwam uit een protestants gezin maar deed er zelf weinig aan.
Pas toen Barack Obama als twintiger sociaal opbouwwerk deed in de achterstandswijken van Chicago, kwam hij in aanraking met het christelijk geloof. Hij ontdekte welke een dynamische kracht er van de zwarte godsdienstige traditie uitging om sociale verandering teweeg te brengen. Dat bracht hem ertoe zich aan te sluiten bij de Afro-Amerikaanse Trinity United Church of Christ. Zelf schreef hij over zijn bekering tot het christendom: „Daar drong het tot mij door dat een religieus engagement niet betekende dat ik mijn kritische geest opzij moest zetten, dat ik moest ophouden op te komen voor sociaaleconomische rechtvaardigheid, of dat ik uit deze wereld moest stappen. Mijn doop in de Trinity United Church of Christ was niet het gevolg van een openbaring, maar van een keuze. De vragen die ik mij stelde, verdwenen niet van de ene dag op de andere. Toen ik knielde onder dat kruis, voelde ik dat Gods Geest met mij was. Ik onderwierp me aan Zijn wil, en wijdde mezelf aan het zoeken naar Zijn waarheid.”
Obama is al meer dan twintig jaar lid van deze gemeente in Chicago, die als motto heeft ”Zwart zonder schaamte en christelijk zonder excuses”. In de prediking wordt vooral de nadruk gelegd op het sociale karakter van het Evangelie en minder op verzoening door voldoening. Met name die sociale boodschap boeit Obama, die veel bewondering heeft voor Reinhold Niebuhr, de protestantse theoloog (overleden in 1971) die veel aandacht gaf aan de sociale aspecten van het Evangelie.
Verzoenend lijden
Obama ziet zijn geloof als inspiratiebron. Als hem gevraagd wordt wat dat concreet voor hem betekent, dan lijkt hij zich goed bewust te zijn van het verwachtingspatroon van de vraagsteller. Tegenover het evangelicale magazine Christianity Today verklaarde hij een toegewijd christen te zijn die gelooft in het verzoenend lijden en sterven en de opstanding van de Heere Jezus. Verder vertelde hij dagelijks in de Bijbel te lezen en geregeld te bidden. Het gebed ziet hij als een „continu gesprek met God.”
Dat betekent echter niet dat Obama overtuigd is van de uniciteit van het christelijk geloof. Tijdens een forumdiscussie met studenten en wetenschappers op met Messiah College in Grantham, een ander publiek dus, stelde hij dat de islamiet samen met de christen, jood, hindoe en boeddhist moet werken aan een betere wereld, „omdat ze allen weten van de waarheid.”
In liberale kringen wil Obama vooral niet overkomen als een strikte, beperkt denkende evangelicaal, wat veel zwarte evangelicalen juist wel zijn. Tijdens een toespraak aan de universiteit van Boston gaf hij te kennen te twijfelen aan het leven na de dood. Hij vertelde dat een van zijn dochters van hem wilde weten wat er na het sterven zou gebeuren. „Ik heb me afgevraagd of ik haar eerlijk zou vertellen niet te weten of er een hiernamaals is, of de ziel voort bestaat.”
Evenzo probeert hij weg te blijven bij de discussie die er momenteel in Amerika wordt gevoerd tussen evolutionisten en creationisten. Toen studenten hem vroegen wat hij zijn kinderen zou vertellen als ze hem vroegen of God de wereld heeft geschapen, zei hij: „Ik zou hen zeggen dat God de wereld heeft geschapen maar dat de zes dagen in de Bijbel waarschijnlijk niet zes dagen zijn zoals wij die kennen; dus geen zes dagen van 24 uur. Dat is wat ik geloof. Ik weet dat er een debat is tussen hen die de Bijbel letterlijk nemen en die dat niet doen. Dat is een debat dat gevoerd wordt binnen de christelijke gemeenschap waartoe ik behoor. Maar laat ik wel duidelijk zijn: Ik geloof in de evolutie. Ik denk niet dat dit onverenigbaar is met het christelijk geloof.”
Ook overtuigde atheïsten probeert Obama aan zich te binden. Zijn keuze voor het christelijk geloof verdedigt hij tegenover hen met het argument dat wanneer hij zich niet bij een kerkelijke gemeente had aangesloten, hij in een sociaal isolement zou zijn geraakt. „Ieder mens heeft behoefte aan gemeenschap. Niemand kan toch van me vergen dat ik verkommer in eenzaamheid.”
Uitspraken ds. Wright
Dat godsdienst ook kan meespelen bij desintegratie, dat weet Obama heel best, maar hij is daar afkerig van. „Het geloof moet verbroederen en mag niet versplinteren”, zei hij eind maart tijdens een televisie-interview. Daarom distantieerde hij zich ook van de uitspraken van zijn eigen predikant ds. Jeremiah Wright. Die poneerde in een preek dat de VS de aanslagen van 11 september over zichzelf hebben afgeroepen vanwege de slechte behandeling van Palestijnen en vooral van zwarten. In plaats van „God bless America” riep hij „God damn America.” De reacties op die uitspraken waren heftig.
Obama nam „krachtig en pertinent” afstand van deze stellingname. Op zijn weblog schreef hij categorisch alle uitspraken te veroordelen die het grootse Amerika in diskrediet brengen of die het land zouden verwijderen van zijn bondgenoten. „Ik vind ook dat woorden die individuen beschadigen geen plaats mogen hebben in het publieke debat, of dat nu tijdens een verkiezingscampagne of vanaf de kansel plaatsheeft.”
Terwijl waarnemers dachten dat de preken van Wright schaden zouden toebrengen aan het imago van Obama, wist de presidentskandidaat ze om te buigen in zijn voordeel. In een magistrale rede waar vriend en vijand lovend over waren, zette hij de rassenproblematiek op de kaart.
Ethische vragen
Ondanks allerlei religieus geladen uitspraken van Obama blijven vooral evangelicale christenen zitten met de vraag: Wat gelooft hij nu precies? Een student van The Southern Baptist Seminary (TSBS) in Louisville (Kentucky) sprak vorige week openlijk zijn twijfel uit. „We weten dat de Clintons gelovig zijn, maar Obama moet nog maar laten zien dat hij echt christen is.”
In ieder geval bestaat er bij evangelicalen twijfel over de godsdienstige overtuiging van Obama, waarbij het rondzingend gerucht dat hij in het geheim moslim zou zijn ondanks zijn ontkenningen hem in sommige christelijke kringen ook geen goed doet.
Belangrijker voor Bijbelgetrouwe christenen zijn zijn ethische opvattingen ten aanzien van abortus, homohuwelijk en stamcelonderzoek. Daarin blijkt hij liberaal te denken, net als overigens Clinton en McCain. Obama is zonder meer voorstander van het recht voor vrouwen te kiezen voor abortus. Als senator stemde hij tegen een verbod op late abortussen in de staat Illinois. Homoseksuelen moeten volgens hem de gelegenheid krijgen hun partnerschap te laten registreren. Hij bepleit het homohuwelijk niet, maar „houdt de mogelijkheid open dat hij zich vergist bij zijn weigering het homohuwelijk te steunen.”
Juist die progressieve opvattingen maken hem voor veel evangelicalen niet acceptabel. „Wanneer Obama zich zou profileren als een uitgesproken prolifekandidaat, dan maakte hij kans een belangrijk deel van de evangelicalen achter zich te krijgen. Voor hen is vaak belangrijker wat een kandidaat van abortus en het homohuwelijk vindt, dan hoe serieus hij met zijn geloof omgaat”, zegt Albert Mohler, rector van de TSBS. „Mocht hij inderdaad naar Washington verhuizen, dan gaan we er in ethisch en godsdienstig opzicht op achteruit.”