Kerk & religie

Digitale Statenvertaling 1637 gepresenteerd

„We moeten het culturele voortbestaan van de Statenvertaling in digitale vorm niet onderschatten. Er groeit een generatie op die zegt dat als iets niet digitaal beschikbaar is, het gewoonweg niet bestaat.”

Van een medewerker
23 May 2008 09:54Gewijzigd op 14 November 2020 05:52
AMSTERDAM – In het gebouw van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in Amsterdam werd gistermiddag de digitale editie van de Statenvertaling van 1637 gepresenteerd. Deze is op drie websites te vinden. Prof. dr. F. P. van Oostrom noemde het
AMSTERDAM – In het gebouw van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in Amsterdam werd gistermiddag de digitale editie van de Statenvertaling van 1637 gepresenteerd. Deze is op drie websites te vinden. Prof. dr. F. P. van Oostrom noemde het

Prof. dr. F. P. van Oostrom, hoogleraar middeleeuwse literatuur aan de Universiteit Utrecht en tot voor kort voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), presenteerde gistermiddag in het gebouw van de KNAW te Amsterdam, samen met projectleider dr. Nicoline van der Sijs, de digitale Statenvertaling van 1637.Onder voorzitterschap van prof. Van Oostrom werd de Statenvertaling destijds door de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon uitverkoren tot een van de belangrijke vensters op het verleden. „Ik ben blij dat de Statenvertaling in de canon is opgenomen en daarmee verplichte kost is op de Nederlandse scholen. Dat ook deze digitalisering in goede aarde mag vallen”, aldus prof. Van Oostrom.

Het digitaliseringsproject noemde hij een liefdeshuwelijk tussen teamwork en technologie. Hij prees het vrijwilligerswerk, hoewel hij de in zijn ogen wat kleinerende term vrijwilliger graag veranderd ziet in particuliere of private sponsor.

Dat het overtikken van tekst nauw luistert, demonstreerde Van Oostrom met een fout in de digitalisering van de Psalmen van Marnix van Sint Aldegonde, waar het „maakt een voetval voor de Heere” is geworden tot „een voetbal voor de Heere.”

Geharnaste taal
Aan het digitaliseringsproject, onder leiding van taalkundige dr. Nicoline van der Sijs, werkten 135 vrijwilligers mee. Honderd van hen tikten de bijna 2,6 miljoen woorden over, die door anderen werden gecorrigeerd en van digitale codes voorzien.

Dr. Jesse de Does, computerlinguist aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, liet het resultaat daarvan zien. De digitale versie van de Statenvertaling is op drie verschillende websites te raadplegen, namelijk op die van het Nederlands Bijbelgenootschap, het Instituut voor Nederlandse Lexicologie en op die van de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren. Elk van die sites heeft zijn eigen specifieke zoeksleutels.

Prof. dr. J. M. van der Horst, hoogleraar taalkunde aan de universiteit van Leuven, kreeg iedere dag na het avondeten de Statenvertaling door zijn vader voorgelezen, zo zei hij. „Van kaft tot kaft. Een keer de hele Bijbel uit duurde ongeveer 3,5 jaar. Als hij uit was noteerde mijn vader de datum met potlood op het schutblad. In mijn leven heb ik hem vier tot vijf keer voorgelezen gekregen. Met de inhoud en de taal ben ik vertrouwd. Weliswaar in de negentiende-eeuwse versie, waarin de wijven vervangen waren door vrouwen.”

Zijn moeder las voor uit Bolke de Beer. „Omdat beide boeken nu op de site van de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren beschikbaar zijn, hebben ze voor mij dezelfde status.”

De taal van de Statenvertaling noemde prof. Van der Horst „een taal met tanden, een geharnaste taal, een ijzeren taal, allengs roestig geworden, maar de roest vermindert het karakter niet. Het maakt de taal vooral nog indringender.”

Luisterboek
De voordelen van de digitaal beschikbare en doorzoekbare Statenvertaling zijn volgens de Leuvense hoogleraar groot. Toch noemde hij ook een nadeel. „De taal van de Statenvertaling in zijn digitale vorm is morsdood. De eerste generatie gebruikers moest het hebben van horen en niet van lezen. Pas in de achttiende en negentiende eeuw werd het ook een leesboek.”

Hij zou graag zien dat er ook een luisterboek komt met de integrale voorgelezen Statenvertaling van 1637. „Het mooiste zou zijn met de stem van Gomarus of van Revius, maar dat behoort helaas niet tot de mogelijkheden.”

Prof. Van der Horst bestreed de mening dat de taal van de Statenvertaling de standaardtaal van 1637 zou zijn. „Die was er op dat moment niet”, zei hij. „Van 1550 tot 1650 was men bezig om tot een standaardtaal te komen. Het was de tijd van allerlei concurrerende spellingssystemen, waaruit maar heel langzaam een algemeen geaccepteerde spelling komt bovendrijven.”

Volgens hem hebben de Statenvertalers deels een keuze gemaakt uit de vele taalvarianten die destijds naast elkaar bestonden en hebben ze voor een ander deel veel nieuws bedacht op punten waar gewoon niets was. „Eerst in de tweede helft van de zeventiende en achttiende eeuw is er pas sprake van wat „algemeen Nederlands” is gaan heten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer