Gods vaderhart voor de vreemdeling
Hoe denken en praten christenen -bijbelgetrouwe gelovigen ook- over asielzoekers? In de kerk zijn mensen nogal eens geneigd eerst haarfijn uit te zoeken waarom deze of die allochtoon in Nederland is, constateert drs. Aad Kamsteeg. Hij sprak afgelopen zaterdag tijdens een landelijke dag voor kerkelijk werkers onder vluchtelingen, georganiseerd door stichting Gave. Hieronder een bewerkte versie van zijn lezing, binnenkort gevolgd door reacties uit de politiek.
Wat een pech! Voor de kassa’s staan lange rijen wachtenden. En juist mijn rij schuift maar niet op. Dan zie ik wat de oorzaak is. Achter de kassa zit een allochtoon meisje dat nog niet eens goed Nederlands spreekt. Ze maakt de ene vergissing na de andere. Ik wind me op. Dat noemt zich nou fastfoodrestaurant. Ik word boos op het meisje en op de mensen die haar hebben aangenomen. Dan herinner ik me dat we thuis pas Deuteronomium 10 hebben gelezen: „Jullie moeten de vreemdelingen liefdevol behandelen.” En wat gebeurt er vervolgens met me, terwijl ik voortschuifel in die lange rij? Onderwerp ik me aan strenge discipline? Zo in de zin van: O ja, ik moet de vreemdeling liefhebben? Nee. Ik herinner me in de eerste plaats wat er achter die oproep staat: „Je bent immers zelf ook vreemdeling geweest in het land Egypte.”
Dat is het! Zelf zijn u en ik ook ver weg geweest. Misschien niet in Somalië, Armenië, Irak, Sudan, Afghanistan. Maar wel ver weg van het Beloofde Land. Ver weg van God. Nee, de situatie in die McDonald’s verandert niet. Maar het perspectief waarin ik de situatie beoordeel wel. Het allochtone meisje achter de kassa begrijpt nog steeds niet wat de klanten precies willen. Maar, denk ik, zou God míj altijd begrijpen?
Geschiedenis vergeten
Het adres waaraan dat „heb de vreemdeling lief” hier is gericht, is in de eerste plaats de christelijke kerk. Die opdracht raakt ons als christenen. Kennelijk trokken er in die tijd vreemdelingen met Israël mee. Ze „vertoefden” bij hen, staat er in Leviticus. Ze waren maar niet op vakantie, nee, ze woonden onder het volk van God.
Hoe ze er terechtkwamen? Je kunt er best naar gissen. Misschien ging het om Egyptische slaven die bij de exodus met Mozes waren mee gevlucht. Misschien ging het om buitenlanders die thuis geen werk konden vinden of hun gezin niet te eten konden geven. Wie zal het zeggen? Kennelijk is hun aanwezigheid bij Israël hun eigen verantwoordelijkheid. De HEERE gaat ervan uit dat er ’onder ons’ altijd vreemdelingen zullen zijn.
In de kerk zijn mensen nogal eens geneigd eerst haarfijn uit te zoeken waarom deze of die allochtoon in Nederland is. Als iemand om economische reden is gekomen, is die vreemdeling vaak nog niet jarig. We zijn onze eigen geschiedenis vergeten. Nederlanders trokken in de jaren vijftig vaak om economische redenen massaal naar Australië, Canada en Zuid-Afrika. Dat heette toen ambitieus en ondernemingsgezind. Maar als een Armeniër vandaag de dag in ons land komt omdat de werkloosheid thuis 30 procent is, wordt hij zo ongeveer gecriminaliseerd.
Natuurlijk moet de politiek onderscheid maken. Er is niet voor niets een vluchtelingenverdrag. Maar ook al gaat het om een asielzoeker voor wie het definitieve ”negatief” al haast bij voorbaat vaststaat, God blijft zeggen: „Heb de vreemdeling lief.”
Liefde betekende in het Oude Testament onder meer gastvrijheid. Zeker, de vreemdelingen mochten hun eigen goden niet meenemen. Maar ze mochten wel onder Israël wonen en werken. Ze mochten vriendschappen sluiten. Ze mochten mee feesten als er iets te vieren viel (Deut. 16). Zijn u en ik ter wille van asielzoekers bereid iets van onze voorrechten op te geven? Iets van onze vrije tijd, geld of interesse? „Heb de vreemdeling lief als jezelf”, staat er. „Als jezelf”, dat betekent in ieder geval ook: Verplaats je in de ander. Leer in te voelen.
Economisch asiel
Als vreemdeling ben je opgegroeid in een andere cultuur. Bij jou stond de gemeenschap voorop: je clan, je familie, je gezin. Bij de Nederlander gaat het om het individu. Bij jou ging het erom bij wie je geboren was. Augusto de zoon van Neto. Bij de Nederlander is het belangrijkste wat je presteert.
Kunnen we ons een beetje verplaatsen in de situatie van de vreemdeling? Soms zochten Israëlieten toch ook economisch of politiek asiel in Egypte? Zeker. Jacob en zijn zonen vonden er voedsel in dagen van hongersnood (Gen. 42-46). En de ouders van de Heere Jezus trokken voor het behoud van hun leven naar het land van de Nijl (Matth. 2: 13-18). Maar die uitzonderingen onderstrepen alleen maar hoe groot de dreiging was die men wilde ontvluchten. Niemand van de Israëlieten trok voor z’n plezier naar Egypte. Ook daarin zit een parallel: asielzoekers komen nooit naar ons toe omdat ze het thuis zo plezierig hebben.
De Israëlieten waren ”vreemdeling” in Egypte. En als het goed is, weten christenen dat zíj dat in het verheidenste Nederland zijn. In geestelijk opzicht zijn ook wij vreemdelingen. Zeker, we zijn burgers van het Koninkrijk der Nederlanden. We betalen belasting. We doen mee aan verkiezingen. We voelen ons sterk betrokken bij het wel en wee van onze natie, zoals nu bij het overlijden van prins Claus. Maar ons thuis bevindt zich toch elders (Filipp. 3; Ef. 4; 1 Petr. 4).
De waarden en normen van het Koninkrijk van God staan haaks op die waarmee je in Nederland echt een grote wordt: ”Gelukkig de doordouwers, want zij zullen succes hebben”. ”Gelukkig de harde jongens, want zij zorgen ervoor dat ze niet door het leven worden gekwetst”.
Beetje bizar
Het is alsof God tegen ons zegt: „Je weet toch wel hoe het voelt in de minderheid te zijn? Je weet toch wel hoe het voelt als vreemdeling bekeken te worden? Hoe het voelt als de mensen om je heen grapjes over je maken, over je kletsen en je eigenlijk maar een beetje bizar vinden? Je weet toch wel hoe het voelt op een zijspoor te zijn gezet of zelfs gediscrimineerd te worden? En juist omdat je dat zo goed weet, kun je ook beseffen hoe beroerd asielzoekers zich bij jullie soms kunnen voelen.
„Heb de vreemdeling lief”, zegt de HEERE. Kennelijk is dat onder Israël dus niet vanzelfsprekend. Want zo’n opdracht wordt niet voor niets gegeven. Hoe denken en praten christenen -bijbelgetrouwe gelovigen ook- over asielzoekers? Veel christenen stemmen momenteel wel erg gemakkelijk in met radicale leuzen waarmee de LPF bij de laatste verkiezingen zoveel stemmen kreeg. Voelen u en ik ons toch niet beetje boven de bruine of zwarte medemens verheven? Hoe u dat kunt nagaan? Zoek eens uit hoe uw kinderen over buitenlanders praten. God is er niet automatisch gerust op dat het bij ons wel goed zit.
Zelf beleefd
En vandaar dat God ons hart probeert te bereiken. Want alleen daar kan de slag tegen de zonde van onverschilligheid, hoogmoed of regelrechte discriminatie worden gewonnen. Hoe dat laatste gebeurt? „Jullie zijn toch zelf vreemdeling in het land Egypte geweest?” zegt God tegen ons. En zo is het toch? Denk je de geweldige verandering van status eens in die we zélf hebben beleefd. Wie waren wij in de ogen van God als gevolg van onze keuze voor de zonde? We waren „in Adam”, zegt de Bijbel, we leefden in opstand tegen God. Onze status was verschrikkelijk: we lagen onder de toorn en het oordeel van God (Ef. 2:3). We waren dood voor God (Ef. 2:5). We bevonden ons in de macht van de duisternis (Kol. 1:13) en in die van het kwaad (Rom. 3: 9).
Wij weten het antwoord. Christus ter dood gebracht, opdat wij uit Egypte zouden worden bevrijd. Hij verlaten, opdat wij niet langer ”in Adam”, maar voortaan ”in Christus” zijn. Hij een goddelijk ”negatief”, opdat wij voor eeuwig een status krijgen in het Koninkrijk, waarin er alleen nog maar van vreugde zal worden gehuild. Als dat evangelie ons niet verandert, zal niets dat doen.
Enorme taart
Tony Campolo, hoogleraar sociologie in het Amerikaanse Pennsylvania, prediker en president van een christelijke hulporganisatie, is op zekere dag in Honolulu. ’s Nachts kan hij van de warmte niet slapen, waarna hij besluit een wandelingetje te maken.Omdat hij dorst heeft, stapt hij een bar binnen. Het café blijkt een ontmoetingsplaats voor prostituees te zijn. Hij hoort een van de vrouwen, Peggy, tegen een ander zeggen dat ze morgen jarig is. „Maar er is niemand om dat met me te vieren.”
Peggy’s bestaan in de nachten van Honolulu is hard en troosteloos. Campolo krijgt een idee. „Hé barman, zullen we Peggy morgennacht eens verrassen? Als ik nu eens een grote taart voor haar koop? Zou jij dan zoveel mogelijk prostituees willen uitnodigen om hierheen te komen?”
De volgende nacht, halfdrie, is Campolo er weer. Als Peggy samen met haar vriendin binnenkomt, is ze stomverbaasd als Campolo haar feliciteert. De barzaal zit stampvol met hoeren. Tony zet in: „Happy birthday to you…” Tranen springen Peggy in de ogen. Ze kijkt naar de taart en het grote mes om het gebak in stukken te snijden. „Mag ik hem nog even heel laten, zodat ik ervan kan genieten?” „Prima”, zegt Campolo. „Maar laten we eerst onze handen vouwen.”
Kerk voor barkeepers
Het wordt muisstil in de bar. Campolo spreekt een gebed uit. De barman is verbijsterd. „Hé…, u heeft me nooit verteld dat u dominee bent.” „Ja, mooi hè”, antwoordt Tony Campolo, „ik ben dominee. Ik ben dominee van een kerk die om halfdrie in de nacht een feest organiseert voor de hoeren van Honolulu.” „Nee”, roept de barkeeper uit, „dat kan helemaal niet. Zo’n kerk bestaat niet. Want als zo’n kerk er wél was, zou ik er allang lid van zijn geweest.”
We hebben het niet over de hoeren van Honolulu, maar over asielzoekers in Nederland. Over andere mensen die vaak tussen wal en schip zijn geraakt. Tony Campolo is gegrepen door het offer van Christus om hen te redden.
U ook?
Laten we Nederland dan laten zien dat er een kerk is waarvan ook barkeepers graag lid willen zijn.
De auteur is buitenlandcommentator bij het Nederlands Dagblad en hoofdredacteur van het tijdschrift CV Koers.