„Burgers gaan niet meer voor elkaar zorgen"
Burgers zullen in de toekomst niet meer dan nu voor elkaar gaan zorgen. Wie straks zorg nodig heeft, kan dat misschien van familie verwachten. Maar niet daarbuiten.
Dat concludeert onderzoekster Hammen–Poldermans in het proefschrift waarop zij 23 mei promoveert aan de Universiteit van Tilburg. Hammen onderzocht in hoeverre diverse generaties autochtone en allochtone vrouwen zich bewust zijn van de vergrijzing waardoor de vraag naar zorg toeneemt en de ontgroening waardoor het aantal professionele zorgers krapper wordt. Door die mix zal de zorgbehoevende burger vaker zijn aangewezen op werk van vrijwilligers.Hammen interviewde Nederlandse, Molukse, Marokkaanse, Turkse en Surinaamse vrouwen. Zij stelt dat die niet erg op de komende ontwikkelingen zijn voorbereid. Toch lijkt het erop dat de zorgverwachting en de zorgplicht binnen de verschillende culturele groepen in een overgangsfase zitten, meent Hammen.De toename van het aantal werkende vrouwen is binnen de allochtone groepen een aanslag op de natuurlijke familiezorg. Hoewel de Molukse groep vast wil houden aan de culturele zorgtraditie, lijkt voor de andere groepen de ’verhollandsing’ bij de derde generatie te beginnen.
Voor alle groepen geldt dat de bereidheid tot helpen aanwezig is, maar wel onder voorwaarden. De zorg moet ingepast kunnen worden in de eigen gezins– en werkverplichtingen. Ook de zorgvrager heeft grenzen: hij of zij wil niet afhankelijk zijn. Als het gaat om persoonlijke verzorging, gaat de voorkeur om privacyredenen uit naar professionele hulp.