Nabij de koningin
Pauline Kruseman is sinds vandaag officier in de Orde van Oranje-Nassau. In december kreeg de directeur van het Amsterdams Historisch Museum ook al een onderscheiding, toen van koningin Beatrix persoonlijk. Dat was een eerbetoon voor haar werk als voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Portret van een vrouw die vanuit verschillende functies koningin Beatrix van nabij meemaakte en een voorvechtster is van 5 mei als vrije dag voor iedereen. „De dag is het waard.”
De telefoon gaat in de werkkamer van Pauline Kruseman. Vol enthousiasme bespreekt zij met een collega van een ander Amsterdams museum kort een paar zaken. Het Amsterdams Historisch Museum wordt verzelfstandigd. Dat vraagt om veel overleg. Vastberadenheid klinkt door in haar stem. De wijze waarop zij het telefoongesprek voert, karakteriseert haar: altijd enthousiast, altijd strijdvaardig. „Ik houd ervan dingen voor elkaar te krijgen.”Onder haar raam klinken buiten de stemmen van toeristen. Haar museum trekt veel bezoekers. Het gebouw is op zichzelf al het bezichtigen waard. De binnenplaatsen van het voormalige Burgerweeshuis zijn oases van rust in het drukke centrum van de hoofdstad.
Kruseman werkt nu zeventien jaar in het museumcomplex. Eind dit jaar is dat voorbij, dan neemt zij afscheid. Nu kijkt zij vanuit haar werkkamer nog zo de Schuttergalerij in, waar levensgrote schilderijen hangen van de schuttersgezelschappen die Amsterdam in vroeger tijden kende. „Het is heerlijk in zo’n omgeving te mogen werken. Het is een groot voorrecht.”
Als jonge vrouw had Kruseman niet kunnen denken in de museumwereld verzeild te zullen raken. Inmiddels werkt zij er 37 jaar. Eerst in het Tropenmuseum, waar zij opklom tot zakelijke leider en plaatsvervangend directeur, en sinds 1991 als directeur van het Amsterdams Historisch Museum. „Als ik nu zou moeten kiezen, zou ik weer het museumvak ingaan.”
Wat is er zo mooi aan?
„Het museum is voor mij een bron van energie en inspiratie. Het is heel inspirerend om met cultureel erfgoed om te gaan. Ik vind het een bijzondere taak om dat erfgoed in stand te houden en te ontsluiten. Mensen genieten hier en ze doen kennis op. Op de wisselwerking tussen heden en verleden raak ik nooit uitgestudeerd.”
Er is de laatste jaren veel veranderd in musea.
„Musea zagen er tien, twintig jaar geleden anders uit. We moesten leren omgaan met doelgroepenbenadering. Vroeger zeiden wij: het algemene Nederlandse publiek is ons publiek. Het zou fijn zijn als dat waar was. We hebben echter moeten ontdekken wie echt tot onze doelgroep behoren. Dat zijn heel verschillende groepen met elk hun eigen benadering. Daarnaast wil je als museumdirecteur bezoekers binnenhalen die moeilijker binnen te krijgen zijn. Zo hebben we mooie programma’s gemaakt voor vmbo-leerlingen en inburgeringsprojecten gestart. Daar hebben we erg veel van geleerd.
Scholieren vormen een belangrijke doelgroep voor het museum. Je hoopt dat het zaadje dat je nu plant, later vruchten geeft; dat ze als ze zelf volwassen zijn of kinderen hebben nog eens terugkomen. Dat is investeren op de lange termijn. Marketing. Vroeger wist ik -bij wijze van spreken- niet eens dat het woord bestond.”
Kruseman kijkt ook goed om zich heen. „Als museum moet je peilen welke maatschappelijke veranderingen er gaande zijn en volgen wat collega-musea doen. We behoren met ruim 200.000 bezoekers per jaar tot de top van de meeste bezochte musea van Nederland. Dat moet zo blijven.” Via haar vele andere functies blijft zij op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in haar sector. Zo is Kruseman betrokken bij het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem en de Anne Frank Stichting.
Pauline Kruseman wordt in 1942 in New York geboren. „Zodoende heb ik twee nationaliteiten. Met de huidige discussies daarover zeg ik altijd: Ik ben er heel trots op twee paspoorten te hebben.”
Als vierjarig meisje keert Pauline terug naar Nederland, maar de band met de States blijft. „Ik ben er heel veel geweest. Mijn vader heeft altijd zijn werkterrein in Amerika gehad. Later kwam mijn man er veel voor zijn werk als advocaat. Ik kom graag in Amerika.”
Na haar schooljaren op het Baarns Lyceum mag Kruseman kiezen van haar vader: studeren of werken. „Ik koos voor de wijde wereld en ging werken.”
Kruseman gaat in Brussel op het bureau van de diplomaat Max Kohnstamm aan de slag. Kohnstamm is dan vicepresident van het Comité d’Action pour les Etats Unis de l’Europe, kortweg Comité-Monnet, dat onder leiding staat van Jean Monnet, een van de grondleggers van het Europese ideaal. „Ik was zo groen als gras, maar heb er fantastisch veel geleerd. Ik behoor tot de generatie die, denk ik, nog een echt Europees ideaal heeft. De eenwording van Europa zou betekenen dat oorlog uitgebannen zou kunnen worden.”
Het blijft niet bij Brussel. Kruseman heeft vervolgens banen in Wenen en New York.
Als zij wat geld uit een nalatenschap van een tante krijgt, grijpt ze haar kans en trekt ze nog verder de wijde wereld in. „Ik ging een wereldreis maken: als jonge vrouw helemaal alleen door het Verre Oosten. Dat was ongebruikelijk in die tijd. Ik had het goed voorbereid en kon vaak bij familie en vrienden logeren. Ik stuurde regelmatig een telegram naar mijn vader, zodat hij wist dat ik er nog was.”
Terug in Nederland denkt zij: Nu moet ik écht wat gaan doen. „Het Tropenmuseum ging net verbouwen. Daar was extra personeel nodig. Ik werd assistent van de directie. Het was toen nog een oud koloniaal museum en het moest worden omgebouwd tot een modern, volkenkundig museum. Daar heb ik het museumvak geleerd.”
De Amsterdamse directeur is niet alleen een vooraanstaand persoon in de museumwereld. Acht jaar is zij als voorzitter ook het gezicht van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Al die jaren staat zij op 4 mei om acht uur ’s avonds naast koningin Beatrix op de Dam in Amsterdam; net als de koningin en haar familie stijlvol in het zwart. Aanwezig en toch ook niet.
Kruseman zegt niet direct ja, als zij voor dit voorzitterschap wordt gevraagd. „Het is niet zomaar een functie. Ik heb een aantal mensen om mij heen advies gevraagd: oud-minister Til Gardeniers, toenmalig voorzitter Dien Cleveringa en Ted Musaph, toen voorzitter van het Joods Historisch Museum. Ze zeiden allemaal min of meer hetzelfde: Het is een zeer verantwoordelijke functie, maar als je jezelf blijft, moet je het kunnen.”
U was voorzitter van 1996 tot 2004. Een tijd waarin veel veranderde.
„De tijd kan veranderen, maar de inhoud van 4 en 5 mei blijft hetzelfde: herdenken en vieren. Uit onderzoek blijkt iedere keer weer dat 80 procent van de Nederlanders herdenken en vieren belangrijk vindt. Dat geeft het nationaal comité een comfortabele positie, maar het geeft het direct ook de opdracht ervoor te zorgen dat het zo blijft. Daarom kijkt het comité altijd naar de ontwikkelingen in de samenleving en onderhoudt het vele contacten: met veteranen, de Indische en de Joodse gemeenschap, het verzet en vele andere organisaties. Op deze manier blijft de invulling van 4 en 5 mei zo actueel mogelijk.”
Acht jaar lang stond u naast koningin Beatrix op de Dam op de avond van 4 mei. Hoe was dat?
„Ik woon in Amsterdam en was dikwijls op de Dam tijdens de Nationale Dodenherdenking. Ik nam dan nichtjes en neefjes mee. Mijn man en ik zijn ook vaak naar de herdenking in Zuid, bij de Apollolaan, gegaan. Het was natuurlijk heel bijzonder om de herdenking als voorzitter van het nationaal comité en naast de koningin mee te maken. Iedere keer raak ik er weer van onder de indruk. Er is geen sprake van gewenning. De stilte. Je hoort alleen het gefladder van de duiven, terwijl er duizenden mensen staan. Het blijft zeer indrukwekkend.”
De plaats naast de koningin was niet alleen een ereplaats. Die plek vertelde ook iets over de maatschappelijke positie van Kruseman. Het weekblad Elsevier rekende haar tijdens het voorzitterschap tot de 100 invloedrijkste Nederlanders rond de premier en de koningin.
Welke herdenking was voor u onvergetelijk?
„Ik kan niet één specifiek moment noemen. Bijzondere herinneringen bewaar ik aan de 4 meilezingen die voorafgaand aan de plechtigheid op de Dam in de Nieuwe Kerk worden gehouden. We hebben altijd gezocht naar schrijvers die iets met onze thema’s hadden en dat tevens literair konden verwoorden.”
Daarnaast wijst Kruseman op het belang van de 5 meilezingen. „Ook daarvoor hebben we bijzondere mensen weten te krijgen. Ik denk overigens dat prins Willem-Alexander een van de interessantste lezingen heeft gehouden.”
Het accent lag vroeger meer op 4 mei, met de dodenherdenking, dan op 5 mei. Dat lijkt te verschuiven.
„De herdenking op 4 mei spreekt mensen nog steeds erg aan. Zowel de oudere generatie als de jongere. Ik heb het zelf altijd belangrijk gevonden om 5 mei er nadrukkelijk bij te betrekken. Op die dag kijken we immers naar de toekomst. Het is dan Bevrijdingsdag, of beter gezegd: de dag van de vrijheid. Voor die tweede benaming hebben we mede op advies van premier Kok gekozen. ”Dag van de vrijheid” zal jongeren meer aanspreken. Bovendien geldt de dag van de vrijheid voor ons allemaal, ongeacht je achtergrond en ongeacht of je de Tweede Wereldoorlog hebt meegemaakt.”
Kruseman noemt 5 mei „een essentiële dag.” „De religieuze feestdagen hebben bijvoorbeeld niet voor iedereen dezelfde waarde en betekenis. Er zijn mensen die daar minder of niets aan doen. Vijf mei is er echter voor ons allemaal. We moeten ons realiseren dat het een groot voorrecht is dat we die dag hebben om met elkaar bij vrijheid en vrede stil te staan. Vrijheid moet worden onderhouden. Zij is niet vanzelfsprekend.”
Klinkt die boodschap van vrijheid nog wel duidelijk op 5 mei? De bevrijdingsfestivals zijn tegenwoordig vooral muziekfestivals.
„Op deze festivals treden veel bekende muziekgroepen op. Het programma wordt echter steeds inhoudelijker, bijvoorbeeld door samenwerking met War Child, Amnesty International en anderen. De bezoekers van de bevrijdingsfestivals willen ook graag deze inhoudelijk component. Het blijft een uitdaging op de bevrijdingsfestivals de boodschap van vrijheid goed en gevarieerd te laten klinken.”
Om het belang van 5 mei te onderstrepen heeft Kruseman er al die jaren op ingezet 5 mei een vrije dag te laten zijn voor iedereen. „Elke cao heeft daar een aparte afspraak over. In de ene cao is het elk jaar een vrije dag, in andere cao’s eens in de vijf jaar. Soms staat er niets vermeld. Het comité blijft zich ervoor inzetten dat het elk jaar een vrije dag is. De dag is het waard.”
Vier mei valt dit jaar op zondag. Sommige gemeenten kiezen ervoor de herdenking op zaterdagavond 3 mei te houden. Hebt u daar begrip voor?
„Ja, maar de nationale herdenking van 4 mei is altijd in de avond, zodat het nationaal comité het gevoel heeft dat de meeste mensen dan hun religieuze verplichtingen hebben kunnen vervullen. De dodenherdenking is iets heel waardigs en plechtigs en past goed op een zondag. Het is het mooist dat alle herdenkingen zich op 4 mei concentreren, maar alle begrip dat sommige gemeenten het op een iets andere manier aanpakken.”
Kruseman is geen voorzitter meer van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Toch ontvangt zij koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima dit jaar op de avond van 4 mei. Dat doet zij in de hoedanigheid van museumdirecteur. Omdat het Paleis op de Dam een grote restauratie ondergaat, is het voor gebruik niet beschikbaar. De koningin en haar gezelschap maken gebruik van de statige Regentenkamer van het Amsterdams Historisch Museum voor een ontvangst voorafgaand aan de herdenking. Kruseman stelt het museum graag voor deze ontvangst aan de koningin ter beschikking. Ook dat typeert haar.
Kruseman kreeg in december van de koningin het erekruis in de Huisorde van Oranje, een onderscheiding die de vorstin als blijk van waardering kan toekennen aan mensen die veel voor haar betekenen. „Naast haar grote verdiensten als voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en als lid van het Nationaal Comité Zilveren Regeringsjubileum heeft mevrouw Kruseman zich bij talloze gelegenheden steeds actief ingezet voor het Koninklijk Huis, in het bijzonder bij de voorbereiding en uitvoering van evenementen in Amsterdam”, zo luidde de verklaring van het hof.
„Het was een volstrekte verrassing. Ik wist amper van het bestaan van deze orde. Ik kreeg het erekruis uitgereikt in Museum Van Loon door de grootmeesteres, mevrouw Van Loon-Labouchere. Dat gebeurde op mijn verjaardag. Mijn man was eerder door het hof benaderd en was wel op de hoogte. Hij zei dat we die dag iets leuks gingen doen. Hij bemoeide zich wel met mijn kleding, dat viel me op. Maar ik dacht: Ach ja, het is ook wel logisch. Het is mijn verjaardag, dan moet ik er toch een beetje gezellig uitzien. Ik had tot het laatste moment niets in de gaten.”
Boven op deze bijzondere onderscheiding werd Kruseman vandaag uit naam van de koningin benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Koningin Beatrix toonde de scheidende museumdirecteur op nog een manier waardering voor haar werk: zij opende haar afscheidstentoonstelling. Ter gelegenheid van haar vertrek bij het museum mocht Kruseman een thema voor een expositie kiezen. Het werd ”Amsterdam en de Oranjes”, een tentoonstelling die is opgedragen aan koningin Beatrix ter gelegenheid van haar 70e verjaardag. Op 29 februari kwam het staatshoofd zelf naar Amsterdam om de expositie te openen, die de relatie van de hoofdstad met de Oranjes in al haar facetten weergeeft. „De verhouding tussen de stad en de Oranjes kent vele mooie én lastige momenten. Tijdens de wandeling over de tentoonstelling kwam de koningin regelmatig momenten uit haar eigen leven tegen. Het was een feestelijke middag.”
Hoe zou u de koningin willen omschrijven?
„Enorm betrokken bij veel onderwerpen. Als voorzitter van het nationaal comité had ik elk jaar een bespreking met de koningin op Paleis Huis ten Bosch. Wij bespraken dan de plannen van het comité. De koningin is erg betrokken op alles rondom 4 en 5 mei. Het was bijzonder met haar over deze onderwerpen van gedachten te wisselen. Zij als staatshoofd, ik als functionaris, voorzitter van het comité. Ja, het was een groot voorrecht met de koningin hierover te kunnen spreken.”
Kruseman behoort tot de mensen rond de koningin en haar familie die het vertrouwen van de vorstin hebben. Over haar contacten met de koningin wil Kruseman daarom niet veel zeggen. Discretie en vertrouwen zijn de twee begrippen die haar verhouding met de vorstin het best weergeven. „Je moet je bewust zijn van je plaats en positie.”
Wie de functies van Pauline Kruseman en haar man op een rij zet, kan niet anders dan concluderen dat het echtpaar Boll-Kruseman de leden van de koninklijke familie regelmatig tegenkomt. Kruseman is gehuwd met mr. Jan Maarten Boll (1942), lid van de Raad van State, plaatsvervangend raadsheer bij het gerechtshof in Amsterdam en voorzitter van de Vereniging Rembrandt. Daarnaast is hij een van drie bestuursleden van de stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, die (kunst)objecten van de koninklijke familie die van blijvende waarde zijn voor de geschiedenis, beheert. Deze stichting staat onder leiding van prins Willem-Alexander. Zo zijn er meer lijntjes.
Straks zal prins Willem-Alexander op de troon zitten. Ook hem ontmoette u regelmatig.
„Hij zal op een geheel eigen en eigentijdse wijze invulling geven aan het koningschap. Hij heeft zich breed ontwikkeld en hij heeft een voortreffelijk gevoel voor wat van belang is voor Nederland. Hij heeft een fantastische vrouw naast zich, die niet alleen heel waardevol voor hem is, maar ook voor ons land. Prins Willem-Alexander zal een waardig opvolger van zijn moeder zijn. Daar twijfel ik niet aan.”